Betrokkene stond als registeraccountant ingeschreven in het register. Bij de beslissing van de Accountantskamer van 10 oktober 2014 is aan betrokkene, wegens – kort weergegeven – het niet naleven van zijn PE-verplichtingen, onder meer als maatregel een geldboete van € 5.000,– opgelegd. Die beslissing is op 24 november 2014 onherroepelijk geworden.

Betrokkene heeft de boete niet betaald maar, bij op 15 december 2014 bij het College voor het Beroep en bedrijfsleven (CBb) ingekomen brief van 7 december 2014, alsnog hoger beroep ingesteld. Nadat dit beroep bij beslissing van 18 mei 2015 niet-ontvankelijk is verklaard, is van betrokkene eveneens geen betaling ontvangen.

Ten aanzien van het niet voldoen van de boete heeft betrokkene de Accountantskamer laten weten dat hij voormelde uitspraak van het CBb nimmer heeft ontvangen en dat hij zich inmiddels vrijwillig heeft laten uitschrijven. Wat er ook zij van het niet ontvangen hebben van voormelde uitspraak van het CBb, dat doet niet af aan het feit dat de uitspraak van de Accountantskamer, waarbij aan betrokkene de geldboete is opgelegd, onherroepelijk is geworden en dat betrokkene de opgelegde geldboete dient te betalen, aldus de Accountantskamer.

Ook werpt het feit dat betrokkene zich inmiddels vrijwillig uit het register heeft laten uitschrijven, volgens de Accountantskamer geen ander licht op de beoordeling van zijn niet-betalen, omdat een accountant aan tuchtrecht onderworpen blijft voor gedragingen met betrekking tot de periode waarin hij nog wel in het register ingeschreven stond.

Ter zitting heeft betrokkene naar voren gebracht dat de digitale communicatie vanuit zijn toenmalige woonplaats in de Nederlandse Antillen met de Nederlandse beroepsorganisatie voor accountants en het CBb niet altijd goed verliep, dat hij te kampen heeft gehad met familieomstandigheden, en dat hij door zijn financiële situatie de opgelegde boete niet kan betalen.
Voorts heeft hij naar voren gebracht dat hij al een aantal jaren weinig binding met het beroep heeft, in het buitenland geen volledig zicht had op wat in dat kader speelde en dat hij zich afvraagt of zijn verzuim wel een boete van € 5.000,– rechtvaardigt.

Deze redenen rechtvaardigen naar het oordeel van de Accountantskamer niet, althans onvoldoende, het achterwege laten van betaling van de bij onherroepelijke uitspraak aan hem opgelegde geldboete. Deze nalatigheid levert strijd op met de wet en met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register op en bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op vijf maanden.

Accountantskamer 25 september 2015, 15/1474 Wtra

file:///C:/Users/56496cho/Downloads/Voormalig_RA_betaalt_boete_niet__vijf_maanden_doorhaling.pdf