DNB heeft aan verzoekster een bestuurlijke boete opgelegd van een onbekend bedrag en daarbij medegedeeld dat zij het boetebesluit met een persbericht openbaar zal maken (het openbaarmakingsbesluit). Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het openbaarmakingsbesluit en aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot schorsing van het openbaarmakingsbesluit. Volgens verzoekster is het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke boete in strijd met het nemo tenetur-beginsel nu haar eigen incidentmelding hieraan ten grondslag ligt.
De voorzieningenrechter stelt dat verzoekster op grond van de wet verplicht is incidenten te melden aan DNB. Ook bij een onverplichte incidentmelding die in casu zekerheidshalve is gedaan, moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat deze is gedaan onder bedreiging van de (hoge) bestuurlijke boete die kan worden opgelegd indien de meldplicht niet wordt nagekomen. Volgens DNB is de boeteoplegging in dit geval niet louter gebaseerd op de incidentmeldingen van verzoekster aan DNB, maar op het onderzoek dat DNB naar aanleiding hiervan heeft verricht. Het enkele feit dat er incidentmeldingen zijn gedaan, die aanleiding zijn geweest voor DNB om een onderzoek te starten, maakt volgens DNB dus niet dat boeteoplegging in strijd is met het nemo tenetur-beginsel.
De voorzieningenrechter betwijfelt echter of dit standpunt van DNB houdbaar is. Dat DNB de door verzoekster bij de incidentenmeldingen verstrekte informatie niet heeft gebruikt voor het bewijs dat verzoekster de vermeende overtredingen heeft begaan, betekent volgens de voorzieningenrechter niet zonder meer dat de boeteoplegging niet in strijd is met het nemo tenetur-beginsel. Dit beginsel lijkt zijn betekenis immers ook te verliezen als zou worden aanvaard dat DNB, zoals in dit geval, een financiƫle onderneming een bestuurlijke boete oplegt op grond van de bevindingen van een eigen onderzoek naar overtredingen die deze onderneming zelf voorafgaand aan dat onderzoek bij een incidentmelding onder dwang aan haar heeft gemeld, terwijl deze incidentmelding de aanleiding was voor dat onderzoek en gesteld noch gebleken is dat ook zonder de incidentmelding een onderzoek naar deze overtredingen zou zijn gestart. Dat DNB steeds en spontaan een onderzoek kan starten en ook naar aanleiding van informatie betreffende verzoekster een nader onderzoek bij verzoekster had kunnen instellen, maakt dit niet anders aldus de voorzieningenrechter. Dit betreft in dit geval een hypothetische situatie, waarbij bovendien geldt dat niet is gesteld en overigens ook niet aannemelijk is dat daarbij juist de hiervoor genoemde cliƫntendossiers en aanverwante informatie zouden zijn onderzocht.
Gelet op voorgaande betwijfelt de voorzieningenrechter of het boetebesluit in rechte stand kan houden en ziet zij aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en schort zij de beslissing om het boetebesluit openbaar te maken.
Rechtbank Rotterdam, 11 december 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:11786
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2023:11786