De Belastingdienst legt aan belanghebbende aanslagen en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboeten op, omdat hij zijn – in Zwitserland aangehouden -vermogen niet heeft opgegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2015 en 2016. Rechtbank Noord-Holland acht de gemaakte schatting van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen redelijk en vindt ook dat de opgelegde vergrijpboeten van 225% bij de oorspronkelijke aanslagen passend. De rechtbank vernietigt echter de vergrijpboeten bij de navorderingsaanslagen, omdat deze alleen zijn opgelegd vanwege de keuze van de belanghebbende en zijn echtgenote om het gehele vermogen aan belanghebbende toe te rekenen.
De (primitieve) aanslagen inkomstenbelasting zijn initieel opgelegd aan belanghebbende en zijn echtgenote, maar op verzoek van belanghebbende wordt het gehele vermogen aan hem toegerekend. Dit leidt tot een navorderingsaanslag, waarbij een vermogen van € 715.336 in aanmerking wordt genomen voor zowel 2015 als 2016. Daarnaast legt de inspecteur gelijktijdig met de navorderingsaanslagen ook vergrijpboeten van 225% op.
De rechtbank stelt allereerst vast dat belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan, waardoor de bewijslast is omgekeerd. Het is daarom aan belanghebbende om aan te tonen dat de aanslagen onjuist zijn. Verder acht de rechtbank de door de inspecteur gemaakte schatting van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen redelijk. De schatting is gebaseerd op concrete bedragen van contante opnames van een Zwitserse bankrekening en een renseignement van een tweede rekening. De aanslagen en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2015 en 2016 zijn dan ook niet te hoog vastgesteld.
Met betrekking tot de vergrijpboeten oordeelt de rechtbank dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangiften van 2015 en 2016 wist dat het vermogen op de Zwitserse bankrekeningen in deze aangiften moest worden opgenomen. Belanghebbende was immers al vanaf eind 2015 betrokken bij een onderzoek door de Belastingdienst naar de door hem in het buitenland aangehouden bankrekening, waarover ook veelvuldig met belanghebbende is gecorrespondeerd. De vergrijpboeten bij de aanslagen worden met 20% verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vernietigt echter de boeten bij de navorderingsaanslagen, omdat deze alleen zijn opgelegd vanwege de keuze van belanghebbende en zijn echtgenote om het vermogen geheel aan eiser toe te rekenen. Hierbij is geen sprake van opzet.
Rechtbank Noord-Holland 15 juli 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:8775 (gepubliceerd op 14 januari 2015)
ECLI:NL:RBNHO:2024:8775, Rechtbank Noord-Holland, HAA 21/571 en HAA 21/573