Belanghebbende was betrokken bij het drugslaboratorium en is hiervoor strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. De inspecteur heeft het proces-verbaal van dit strafrechtelijk onderzoek ontvangen. Belanghebbende heeft vervolgens – zonder daartoe te zijn uitgenodigd – een aangifte IB voor 2019 ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 14.556. De aanslag werd daarna overeenkomstig de aangifte opgelegd. Vervolgens heeft de inspecteur een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte en een navorderingsaanslag IB opgelegd van € 986.506 en een vergrijpboete van € 249.000. Belanghebbende ging in beroep.
In beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de inspecteur niet beschikte over een nieuw feit, de inspecteur beschikte namelijk al over de onderzoeksresultaten uit het strafrechtelijk onderzoek op het moment dat de primitieve aanslag werd opgelegd en hij dus redelijkerwijs bekend was met mogelijke inkomsten uit het drugslaboratorium. De inspecteur voert aan dat belanghebbende te kwader trouw was.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de vergrijpboete ten onrechte is opgelegd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant ziet geen aanleiding om anders te oordelen en zal de boetebeschikking daarom vernietigen.
Tussen partijen is verder niet in geschil dat de inspecteur beschikte over de onderzoeksresultaten uit het strafrechtelijk onderzoek op het moment dat de primitieve aanslag werd opgelegd en dus redelijkerwijs bekend was met mogelijke inkomsten uit het drugslaboratorium. De inspecteur stelt dat dat niet aan navordering in de weg staat, omdat belanghebbende ten aanzien van dat feit te kwader trouw is. Naar het oordeel van de rechtbank rustte op belanghebbende geen wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken aan de inspecteur omdat hij niet was uitgenodigd om aangifte te doen. Van kwade trouw kan dan geen sprake zijn. Dat betekent dat aan de navordering in de weg staat dat de inspecteur al bij het opleggen van de primitieve aanslag bekend was met de uitkomsten van het onderzoek dat hij aan de navorderingsaanslag als nieuw feit ten grondslag heeft gelegd. De navorderingsaanslag is daarom onbevoegd opgelegd en wordt door de rechtbank vernietigd.
De beroepen zijn gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen, de belastingrentebeschikkingen en de boetebeschikking.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 mei 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3041
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2024:3041