In een strafzaak tegen een Belgische supermarktketen heeft het Hof van beroep te Brussel prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. Belanghebbende zou reclame hebben gemaakt voor tabaksproducten, hetgeen verboden is op grond van nationaal recht. Belanghebbende is veroordeeld tot een geldboete van € 270.000 en heeft hoger beroep ingesteld, met name op de grond dat een verbod om kleinhandelsprijzen toe te passen, die lager zijn dan de prijs die de fabrikant of de importeur op de fiscale zegel van tabaksproducten heeft gezet, onverenigbaar is met Europees recht.
Met zijn drie prejudiciële vragen wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 15 lid 1 van Richtlijn 2011/64, artikel 34 VWEU of artikel 101 VWEU jo. artikel 4 lid 3 VEU, aldus moeten worden uitgelegd dat deze bepalingen zich verzetten tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding. Het gaat hierbij om een regeling die detailhandelaars verbiedt om tabaksproducten te verkopen tegen een eenheidsprijs die lager is dan de prijs die de fabrikant of de importeur op de fiscale zegel van die producten heeft gezet.
Het HvJ EU stelt ten eerste dat Richtlijn 2011/64 tot doel heeft te zorgen voor de goede werking van de interne markt wat de toepassing in de lidstaten van de accijns op producten van de sector tabaksfabricaten betreft. Artikel 15 lid 1 van de Richtlijn moet in dat doel worden uitgelegd en bepaalt dat fabrikanten vrijelijk de maximumkleinhandelsprijs vaststellen van elk van hun producten voor iedere lidstaat waar deze tot verbruik wordt uitgeslagen, teneinde daadwerkelijke concurrentie tussen hen te waarborgen. Er wordt daarom geoordeeld dat het artikel niet aldus kan worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de onderhavige regeling, mits de prijs vrijelijk is vastgesteld door de fabrikant of de importeur.
Artikel 34 VWEU verbiedt kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten. De maatregelen van een lidstaat die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat uit andere lidstaten afkomstige producten minder gunstig worden behandeld, moeten als dergelijke maatregelen worden beschouwd. De nationale wettelijke bepaling in de onderhavige zaak verbiedt detailhandelaars om tabaksproducten te verkopen tegen een eenheidsprijs die lager is dan de prijs die de fabrikant op de fiscale zegel heeft gezet. De bepaling is van toepassing op alle betrokken marktdeelnemers die op het nationale grondgebied activiteiten ontplooien. De bepaling is daarom geen verboden maatregel, aldus het HvJ EU.
Het HvJ EU stelt dat ook artikel 101 VWEU jo. artikel 4, lid 3, VEU zich niet tegen de in het geding zijnde nationale regeling verzet. De nationale wettelijke bepaling legt de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de door detailhandelaars toegepaste prijs of andere besluiten tot interventie op economisch gebied niet bij particuliere marktdeelnemers. De regeling kan daardoor niet het nuttig effect ontnemen aan artikel 101 lid 1 VWEU.
HvJ EU 21 september 2016, nr. C-221/15