Aan belanghebbende, een uitzendorganisatie, zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd, alsmede vergrijpboeten. In geschil is onder meer of de vergrijpboeten terecht zijn opgelegd.

Belanghebbende heeft een aantal bestel- en personenauto’s aan haar werknemers ter beschikking gesteld. In de aangifte loonheffingen heeft belanghebbende de regeling omtrent doorlopend afwisselend gebruik bestelauto’s toegepast. Voorts heeft belanghebbende geen bijtelling voor het privégebruik auto aangegeven. Eveneens zijn door belanghebbende onvolledige rittenregistraties bijgehouden.

Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van doorlopend afwisselend gebruik van de bestelauto’s. Eveneens wijzen de rittenregistraties daar niet op . De beroepen op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel waaruit zou blijken dat een andere uitzendorganisatie wel de regeling mocht toepassen, falen ook.

Voor wat betreft de vergrijpboeten acht de Rechtbank van belang dat uit de gedingstukken valt op te maken dat belanghebbende geen controle heeft uitgeoefend op het naleven van het verbod op privégebruik van de personenauto’s alsmede op de door de werknemers voor de personenauto’s ingevulde rittenregistraties. Door dit na te laten, heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat zij te weinig belasting heeft betaald. Dat de auto’s, naar belanghebbende heeft gesteld, door de resten van stookolie erg vuil zijn en daarom niet voor privégebruik geschikt zijn, kan aan het oordeel niet afdoen. De vergrijpboeten zijn terecht opgelegd. De Rechtbank acht vergrijpboeten van 25% passend en geboden.

Rechtbank Den Haag 20 mei 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5723

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:5723