Aan een handelaar in tweedehandse auto’s is een naheffingsaanslag omzetbelasting van bijna € 500.000 en een vergrijpboete van 25% opgelegd vanwege onterechte toepassing van het nultarief. In geschil is onder meer of belanghebbende op de deskundigheid van zijn adviseur mocht vertrouwen.
Belanghebbende verkoopt de tweedehands auto’s vooral aan Bulgaarse afnemers die de auto’s zelf komen afhalen. Belanghebbende heeft bij de aangiften omzetbelasting aangegeven dat sprake is van intracommunautaire leveringen. Uit de stukken blijkt dat de Bulgaarse bedrijven ontkennen auto’s overgenomen te hebben van belanghebbende. Daarnaast ontbreken de btw-identificatienummers van deze bedrijven in de bescheiden van belanghebbende.
Belanghebbende heeft volgens de rechtbank niet voldaan aan de bewijslast voor het mogen toepassen van het nultarief. De rechtbank weegt daarbij mee dat uit de internationale gegevensuitwisseling met Bulgarije volgt dat uit niets blijkt dat de Bulgaarse afnemers zaken hebben gedaan met belanghebbende. De verklaringen die daarvoor worden gegeven in de (achteraf opgestelde) notariële verklaringen – te weten dat de transacties door de afnemers niet zijn aangegeven in Bulgarije maar wel hebben plaatsgevonden – acht de rechtbank niet voldoende overtuigend om de informatie van de Bulgaarse Belastingdienst te ontkrachten. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
Ten aanzien van de vergrijpboete stelt belanghebbende dat hem geen grove schuld kan worden verweten nu hij erop vertrouwde dat zijn (voormalig) adviseur de wet- en regelgeving juist zou toepassen. De inspecteur stelt daartegenover dat belanghebbende als bestuurder de administratie verzorgt en al geruime tijd werkzaam is in de autobranche en dus kennis moet hebben van de wet- en regelgeving. Daarnaast merkt de inspecteur op dat belanghebbende zelf heeft verklaard juist vanwege fiscale redenen zich in Nederland te hebben gevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet doen blijken dat belanghebbende grove schuld kan worden verweten. Ook al zou belanghebbende zich wél hebben verdiept in de toepasselijke wet- en regelgeving, dat enkele feit betekent niet dat hij gehouden is om te controleren of zijn adviseur de regeling correct heeft toegepast. De rechtbank overweegt verder dat door de inspecteur niet betwist is dat belanghebbende op de deskundigheid van zijn adviseur mocht vertrouwen. Daarnaast is ook niet betwist dat belanghebbende zorgvuldig met de adviseur heeft samengewerkt door alle beschikbare informatie te verstrekken. De rechtbank ziet dan geen grond om belanghebbende te beboeten en vernietigt de vergrijpboete.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 juni 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3155.