De FIOD vond in een loods in Born 54 ton rooktabak waarvoor geen accijns was betaald en waarvoor geen vergunning was afgegeven om als accijnsgoederenplaats te functioneren. Drie verdachten zijn vervolgens vervolgd voor het voorhanden hebben van de onveraccijnsde tabak. Rechtbank Oost-Brabant heeft de verdachten in eerste aanleg vrijgesproken. Thans ligt de zaak nu voor bij Hof ’s-Hertogenbosch waarin de vraag nogmaals voorligt of de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het voorhanden hebben van onveraccijnsde tabak.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachten wetenschap hadden van de aanwezigheid van de tabak in de loods. De omstandigheid dat door verbalisanten in de loods een tabaksgeur is geroken is daarvoor onvoldoende, temeer nu een getuige heeft verklaard dat hij nimmer een tabaksgeur heeft geroken. Uit de omstandigheid dat de verdachten eerder in de loods aanwezig zijn geweest, kan evenmin wetenschap worden ontleend. Volgens de verdediging staat niet vaststaat dat de verdachten bij die gelegenheden de tabak hebben waargenomen.
Hof ‘s-Hertogenbosch concludeert echter dat de verdachten de tabak bewust voorhanden hebben gehad. De verdachten waren volgens het hof vaak in de loods aanwezig en zijn ook in verband gebracht met een andere loods in Venlo. Het hof oordeelde derhalve dat de verdachten opzettelijk handelden en wisten dat de tabak onveraccijnsd was. De verdachten beriepen zich op hun zwijgrecht, wat op zichzelf niet als bewijs kon dienen. Echter, de verzamelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen volgens het hof dat de verdachten bewust handelden. Van de verdachten werd een verklaring verwacht die de bewijslast kon ontkrachten, maar deze is niet gegeven door hen. Het hof was verder van oordeel dat de verdachten een significante bijdrage hadden geleverd aan het delict en nauw samenwerkte met elkaar. De verdachten zijn daarom door het hof veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van onveraccijnsde tabak.
De ernst van het delict, de gebruikelijke straffen en de noodzaak tot normhandhaving vereisten volgens het hof een strengere straf dan de geëiste 12 maanden. De FIOD berekende het fiscale nadeel van misgelopen accijns op € 8.850.000,00. Oriëntatiepunten voor een nadeel van € 1.000.000,00 of hoger adviseren een gevangenisstraf van 24 maanden of meer, met een maximum van 4 jaar. Gezien de ernst van de zaak, vond het hof een gevangenisstraf van 24 maanden passend, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Hof ’s-Hertogenbosch 2 juli 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2152, ECLI:NL:GHSHE:2024:2167 & ECLI:NL:GHSHE:2024:2168
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:2152
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:2167
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:2168