Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor het geven van gelegenheid tot deelname aan kansspelen zonder dat hij daarvoor de vereiste vergunning bezat. De veroordeling is sinds 2010 onherroepelijk. Daarnaast is het wederrechtelijk verkregen voordeel dat verdachte met het organiseren van illegale gokactiviteiten zou hebben behaald, geschat op € 75.000.

In zijn aangifte inkomstenbelasting 2010 heeft belanghebbende een winst uit onderneming vermeld van € 11.732. De inspecteur heeft deze aangifte gecorrigeerd tot € 700.000. De inspecteur is van mening dat belanghebbende ten onrechte de uitbetaalde prijzen in 2004 en 2005 heeft aangemerkt als aftrekbare kosten. Deze kosten moeten daarom in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de winst in 2010; het jaar waarin de veroordeling onherroepelijk vaststaat.

Het Hof overweegt dat uit de jurisprudentie blijkt dat de kosten die ‘verband houden’ met misdrijven die niet in aftrek komen, ruim moet worden opgevat. Dit heeft tot gevolg dat zowel de kosten met behulp waarvan omzet uit criminele activiteiten is gerealiseerd, als ook de kosten die worden opgeroepen door die criminele activiteiten, worden uitgesloten. Advocaatkosten en kosten van de inkoop worden als voorbeelden genoemd die niet aftrekbaar zijn. Naar het oordeel van het Hof behoren de door belanghebbende uitbetaalde prijzen tot de kosten die worden opgeroepen door de criminele activiteiten en zijn daardoor niet aftrekbaar. Het Hof acht aannemelijk dat de som van deze kosten en lasten ten minste € 700.000 bedraagt. Het Hof verwerpt het verweer van belanghebbende dat sprake zou zijn van een navordering (over de eerdere jaren) en dat de aanslag dan buiten de termijnen is opgelegd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor verhoging van de winst uit onderneming in het jaar dat de veroordeling onherroepelijk is en niet in het jaar waarin de kosten en lasten in aanmerking zijn genomen. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 september 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2015:6781