Belanghebbende is door de inspecteur uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte vennootschapsbelasting te doen over het jaar 2014. Belanghebbende heeft niet binnen de gestelde termijnen aangifte vennootschapsbelasting gedaan. Om die reden heeft de inspecteur een verzuimboete van €2.639 opgelegd.

In geschil is of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende heeft als verklaring voor de te late indiening van de aangifte aangevoerd dat zij wederom uitstel voor het indienen van de aangifte had gevraagd en dat zij meende dat dit ook zou worden verleend. Naar het oordeel van de Rechtbank staat vast dat de inspecteur geen uitstel heeft verleend en dat de aangifte derhalve te laat is ingediend, zodat het opleggen van een verzuimboete in beginsel op zijn plaats is, tenzij sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas).

Belanghebbende heeft volgens de Rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van avas. Dat zij meende dat er wel (weer) uitstel voor het doen van aangifte zou worden verleend, moet voor haar rekening en risico blijven. De omstandigheid dat er beslag was gelegd op haar digitale administratie en dat er sprake was van diefstal uit haar kantoorpand, zijn naar het oordeel van de Rechtbank geen omstandigheden op grond waarvan belanghebbende in de onmogelijkheid verkeerde om aangifte vennootschapsbelasting te doen. Wel leveren voornoemde omstandigheden, en mede gelet op het feit dat sprake is van een eerste verzuim, reden op tot matiging van de opgelegde boete tot € 500. De Rechtbank acht een dergelijke boete ook passend en geboden.

Rechtbank Den Haag 15 februari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:1817 

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:1817