Belanghebbende (projectontwikkelaar) heeft bij akte (de helft van) de eigendom van een perceel bosgrond geleverd gekregen naar aanleiding waarvan over de koopprijs van € 320.000 overdrachtsbelasting op aangifte is voldaan. Bij belanghebbende is een boekenonderzoek aangevangen, waaruit volgens de inspecteur is gebleken dat de economische waarde van het perceel veel hoger is, te weten € 990.085. Naar aanleiding daarvan is een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting met een vergrijpboete opgelegd. Belanghebbende is thans failliet verklaard.

Belanghebbende heeft het hoger beroep tegen de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting ingetrokken. Daarmee staat volgens het Hof vast dat de werkelijk verschuldigde belasting aanzienlijk hoger is dan de volgens de aangifte verschuldigde belasting. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende wist of zich ervan bewust moet zijn geweest dat door de notaris tot een aanzienlijk te laag bedrag aangifte werd gedaan. Volgens het Hof is door de inspecteur terecht gesteld, dat de kennis van de notaris in dit verband aan belanghebbende kan worden toegerekend.

Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de te lage aangifte ten minste aan grove schuld van belanghebbende is te wijten. Het Hof heeft bij de beoordeling van de vergrijpboete in aanmerking genomen dat de hoogte van de verschuldigde belasting is bepaald met behulp van een schatting van de verkrijgingsprijs. Gelet op de onderbouwing van de schatting van de inspecteur acht het Hof in beginsel een boete van 25% van de nageheven belasting passend en geboden.

Het Hof is, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, van oordeel dat rekening dient te worden gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende. Nu belanghebbende in staat van faillissement verkeert heeft de inspecteur desgevraagd ter zitting aangegeven de vergrijpboete met 50% te verminderen. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn heeft het Hof de boete nog verder verminderd met 10%.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2015:9635