Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 december 2017 tot en met 31 december 2017 een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Gelijktijdig heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 1.260.

Ter zitting heeft de inspecteur de stelling ingenomen dat de boete dient te worden verminderd tot € 500. In geschil is nog of de verzuimboete op een lager bedrag dan € 500 dient te worden vastgesteld.

Belanghebbende is ter zake van de afkoop van in eigen beheer opgebouwd pensioen eenmalig aangifteplichtig voor de loonbelasting. Belanghebbende heeft ter zake van de afkoop aangifte gedaan. Tegelijkertijd is aangifte gedaan voor een met belanghebbende gelieerde vennootschap. De loonheffing op de laatste is tijdig afgedragen, maar de aangifte van belanghebbende is niet tijdig betaald waarna de inspecteur een verzuimboete heeft opgelegd.

De aangifte van belanghebbende is, zoals zij stelt, abusievelijk ‘weggeklikt’ waardoor  de verschuldigde loonheffing niet op aangifte is afgedragen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat, gezien het eenmalige karakter van de afdracht loonheffing en de omstandigheid dat overigens alle andere loonheffingen altijd stipt op tijd zijn afgedragen, er grond bestaat voor matiging van de boete.

Het Hof stelt vast dat sprake is van een betaalverzuim. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, speelt de mate van verwijtbaarheid geen rol bij de bepaling van de hoogte van de verzuimboete. De aangevoerde omstandigheden zijn naar het oordeel van het Hof onvoldoende voor het concluderen tot afwezigheid van alle schuld om een boete achterwege te laten. De achtergrond van het te laat betalen, door belanghebbende bestempeld als ‘foutje’, komt -mede gelet op het door de Inspecteur in het verweerschrift genoemde en door belanghebbende in zijn nadere stuk niet betwiste, contact met de Belastingdienst over de te volgen stappen en het feit dat belanghebbende daardoor op de hoogte was van haar betalingsplicht- voor rekening en risico van belanghebbende.

Belanghebbende is eerst na oplegging van de naheffingsaanslag tot betaling van de loonheffing over gegaan. Weliswaar is dit direct geweest nadat zij, door deze naheffingsaanslag, tot de conclusie kwam dat abusievelijk niet was betaald, maar belanghebbende was volgens het Hof wel degelijk op de hoogte van de verschuldigdheid van de loonheffing. Het Hof oordeelt dat het aan een belastingplichtige is om bij de aangifte en afdracht van belasting zorgvuldig te werk te gaan.

Het Hof acht een boete van (het door de inspecteur voorgestelde bedrag van) € 500 passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2019:2019