Twee BV’s binnen de uitzendbranche hebben tezamen een constructie opgezet waarmee met valse facturen is gedaan alsof er personeel werd ingeleend van gelieerde rechtspersonen, terwijl in werkelijkheid eigen uitzendkrachten werden ingezet. Die facturen zijn opgenomen in de bedrijfsadministraties, waardoor deze administraties valselijk zijn opgemaakt. De bedragen die op grond van de valse facturen ter betaling zijn overgemaakt, zijn aangewend voor onder meer zwarte verloning van uitzendkrachten.

In eerste aanleg zijn twee – ieder bij één van de twee BV’s betrokken – personen veroordeeld voor het feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrifte door een rechtspersoon en het feitelijk leidinggeven aan het doen van onjuiste aangiften loonheffingen.

Een van de verdachten wordt vervolgens in hoger beroep voor beide feiten opnieuw veroordeeld, nadat hij ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank had voor de feiten een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk opgelegd.

De andere verdachte wordt door het hof vrijgesproken van het tenlastegelegde feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie. Wel wordt het tweede feit bewezenverklaard. Het hof overweegt dat de verdachte als bestuurder actieve bemoeienis heeft gehad met de aangiften loonheffing, aangezien hij bezwaar heeft gemaakt tegen een opgelegde naheffingsaanslag en telefonisch contact heeft gehad met de Belastingdienst. Ook is zijn naam vermeld als contactpersoon in de aangiften en is onderkend door een getuige dat zij hem hielp met het indienen van de aangiften.

Daarnaast had de verdachte volgens het hof wetenschap van de onjuistheid van de aangiften, aangezien hij tevens accountmanager was en wist dat hij eigen personeel uitzond. Hij was derhalve volgens het hof op de hoogte van het feit dat er geen personeel werd ingeleend en er dus loonheffingen over het eigen uitgeleende personeel verschuldigd waren. Hiermee heeft de bestuurder volgens het hof de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangiften onjuist en onvolledig zouden worden gedaan. Het hof veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 100 uren.

Hof ’s-Hertogenbosch 29 maart 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1044

Hof ’s-Hertogenbosch 29 maart 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1036