De inspecteur heeft aan belanghebbende diverse correcties Vpb opgelegd in de jaren 2008 tot en met 2015. In hoger beroep bij Hof Den Bosch is in geschil of de door belanghebbende betaalde licentievergoedingen van eerst 30% en later 50% van de omzet aan een SPF voor het gebruik van een softwarepakket zakelijk zijn. Daarnaast heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd omdat belanghebbende ten aanzien van enkele correcties valselijk opgemaakte facturen aan de controleur zou hebben overgelegd.

Het hof acht het zakelijk dat in het onderhavige geval een licentievergoeding is betaald, maar qua omvang zijn de licentievergoedingen volgens het hof niet zakelijk. De intellectuele eigendom van de software rust bij de SPF, maar de verdere ontwikkeling ervan wordt volledig door belanghebbende uitgevoerd en gefinancierd. Aangezien de SPF geen doorontwikkelingskosten draagt, acht het hof de genoemde licentievergoeding van aanvankelijk 30% en later 50% van de omzet onzakelijk. Daarmee is de overeengekomen licentieovereenkomst onzakelijk wat betreft de overeengekomen licentievergoeding. Dit werpt de vraag op wat nog wel een zakelijke vergoeding zou zijn. Het hof heeft in de uitspraak over het jaar 2007 een zakelijke vergoeding bepaald op 10% van de gerealiseerde omzet. Het hof acht een dergelijke vergoeding redelijk in aanmerking genomen de kosten die belanghebbende moet maken voor de verdere ontwikkeling van het product. Op enig moment is ook een dergelijke vergoeding niet meer redelijk vanwege het feit dat het product slechts verder wordt ontwikkeld door belanghebbende en de licentiegever geen kosten behoeft te maken voor de (door)ontwikkeling van het product. Mede in het licht van het gegeven dat vanaf het jaar 2014 geen licentievergoeding meer in rekening is gebracht, stelt het hof dit moment op het begin 2014.

Daarnaast bevestigt het hof diverse overige correcties van de inspecteur, waaronder uitgaven die niet als zakelijke kosten zijn aan te merken omdat ze grotendeels dienden ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Verder acht het hof de inspecteur geslaagd in de bewijslast met betrekking tot de vergrijpboete ten aanzien van enkele correcties. Volgens het hof heeft de inspecteur aangetoond dat belanghebbende facturen heeft overgelegd die valselijk waren opgemaakt. Verder kan het niet anders dan dat belanghebbende wist, althans zich ervan bewust was dat zij alleen omzetbelasting in aftrek mag brengen ter zake van leveringen en diensten die rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een door haar verrichte prestatie die niet is vrijgesteld van omzetbelasting. Belanghebbende heeft desondanks omzetbelasting in aftrek gebracht ter zake van leveringen en diensten voor privé-uitgaven.

Het hof verklaart zowel het hoger beroep van de inspecteur als dat van belanghebbende gegrond. De aanslagen vennootschapsbelasting en omzetbelasting worden deels herzien: het onzakelijke deel van de licentievergoedingen wordt niet aftrekbaar geacht en de eerder opgelegde correcties blijven grotendeels in stand. De vergrijpboete blijft in stand, maar wordt verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 oktober 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3305

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:3305