Klaagster, zijnde een B.V., had een deel van haar aandelen in D B.V. overgedragen aan drie partijen (kopers). De koopsom is daarbij omgezet in een lening van klaagster aan de kopers. Het resterende deel van de aandelen in D. B.V. is door klaagster verkocht aan H. B.V.

Betrokkene (1) was de opsteller van de jaarrekening 2014 D B.V. en heeft de vordering van klaagster verrekend door dit bedrag op de rekening-courant verhouding tussen klaagster en D B.V. in mindering te brengen. Verder had hij in deze jaarrekening de leningen aan de kopers opgenomen als vorderingen van D B.V. op deze personen.

Klaagster heeft gesteld dat er geen verrekening had mogen plaatsvinden, aangezien hiervoor geen juridische grondslag bestond. Daarnaast stelt zij dat de vorderingen die zij had op de drie kopers nooit zijn overgedragen aan D B.V. en dus niet als vorderingen van deze onderneming in de jaarrekening van D B.V. opgenomen hadden mogen worden. Verder stelt klaagster dat het rapport van feitelijke bevindingen van betrokkene (2) over de verantwoorde omzet van D B.V. niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

De Accountantskamer heeft omtrent de jaarrekening 2014 van D B.V. geoordeeld dat betrokkene (1) mocht uitgaan van de door de leiding van D B.V. verschafte gegevens, aangezien de vorderingen op de drie kopers onweersproken in de voorgaande jaren ook al als vorderingen van D B.V. in de jaarrekeningen waren opgenomen. Dit klachtonderdeel is door de Accountantskamer dan ook ongegrond verklaard.

Betrokkene (1) had echter niet van de gestelde verrekening in rekening-courant kunnen uitgaan zonder daarvan navraag te doen bij de leiding van D B.V. Zeker nu hem bekend was dat er geschillen tussen H. B.V. en klaagster waren ontstaan. Betrokkene (1) had om schriftelijke bewijsstukken dienen te vragen, waaruit kon worden opgemaakt dat er een deugdelijke civielrechtelijke grondslag bestond voor de verrekening. Mocht vervolgens D B.V. aan betrokkene (1) geen schriftelijke bewijsstukken kunnen overleggen, dan had hij bij klaagster moeten navragen of hij van de gestelde verrekening in rekening-courant had mogen uitgaan. Hierdoor heeft betrokkene (1) gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De Accountantskamer heeft hiervoor aan betrokkene (1) een waarschuwing opgelegd.

Het rapport van feitelijke bevindingen, zoals opgesteld door betrokkene (2), had volgens de Accountantskamer de beschrijving van het doel waarvoor de overeengekomen specifieke werkzaamheden zijn uitgevoerd moeten bevatten. De enkele verwijzing naar een (niet aangehecht) e-mailbericht is daartoe onvoldoende. De Accountantskamer heeft het – in verband met de geringe ernst van het gegrond verklaarde klachtonderdeel – niet noodzakelijk geacht ook aan betrokkene (2) een maatregel op te leggen.

Accountantskamer 16 oktober 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:67

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2017_67