Klaagsters zijn de dochters en (mede)erfgenamen van hun overleden vader [B]. Betrokkene heeft vanaf halverwege 2012 tot in ieder geval eind 2014 de accountantswerkzaamheden voor de BV van [B] verricht.

De achtergrond van de klachten ligt volgens klaagsters besloten in het feit dat de conditie van [B] tijdens de werkzaamheden van betrokkene lichamelijk en geestelijk sterk verslechterde, hetgeen uiteindelijk tot het overlijden van [B] heeft geleid. De centrale vraag is volgens hen dan ook of [B] in de jaren voor zijn overlijden nog handelingsbekwaam was. Verder hebben klaagsters gesteld dat de accountantskosten exorbitant zijn gestegen vanaf het moment dat betrokkene de werkzaamheden ten behoeve van [B] had overgenomen, terwijl de werkzaamheden niet goed, dan wel niet volledig zijn uitgevoerd. Tevens heeft betrokkene de opdrachtbevestiging anderhalf jaar na de start van de werkzaamheden gedateerd, geen actie ondernomen naar aanleiding van het financieel misbruik door één van de nieuwe partner jegens [B] en heeft betrokkene niet juist gehandeld bij het opstellen van het (nieuwe) testament door [B].

Wat betreft de handelings(on)bekwaamheid van [B], had gelet op zijn leeftijd en medische situatie sprake kunnen zijn van handelingsonbekwaamheid. In dat geval had het voor de hand gelegen dat betrokkene deze situatie met een collega had besproken en de uitkomsten daarvan had vastgelegd. De Accountantskamer is echter van mening dat klaagsters onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat [B] daadwerkelijk – en op voor betrokkene kenbare wijze – handelingsonbekwaam was.

De Accountantskamer merkt op dat er binnen een tuchtrechtelijke procedure over declaraties slechts met succes kan worden geklaagd wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de situatie waarin de betrokken accountant bij zijn cliënt bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties indient. Klaagsters hebben echter onvoldoende bewijs aangedragen voor hun klacht waardoor er niet kan worden geoordeeld dat er sprake is geweest van een bijzondere situatie.

De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene de overige klachten voldoende heeft weersproken. De klacht wordt door de Accountantskamer in al haar onderdelen ongegrond verklaard.

Accountantskamer 15 december 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:77

http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/accountants/uitspraak/2017/ECLI_NL_TACAKN_2017_77