Een erfgenaam (klaagster) verwijt een kandidaat-notaris (betrokkene) in gebreke te zijn gebleven bij de afwikkeling van de nalatenschap. Volgens klaagster zou haar broer het vermogen van hun ouders hebben verduisterd en heeft betrokkene niets gedaan met deze informatie van klaagster.

Betrokkene zou volgens klaagster onder meer geen onderzoek hebben ingesteld nadat zij het geval had medegedeeld. Verder zou betrokkene ook geen boedelbeschrijving hebben opgemaakt zoals dat had dienen te gebeuren. Klaagster stelt daarnaast dat de kandidaat-notaris haar onheus heeft bejegend. Toen klaagster op het kantoor bewijsstukken van de verduistering wilde afgeven, zou betrokkene boos zijn geworden en hebben medegedeeld dat zij er niets mee ging doen.

De Kamer voor het Notariaat stelt dat het niet aan de kandidaat-notaris is om vast te stellen of er sprake is van verduistering. Als klaagster dat denkt te menen dient zij dit gerechtelijk te beslechten. Wat betreft het opmaken van een boedelbeschrijving treft betrokkene ook geen verwijt. Zij heeft het een en ander opgevraagd en heeft aan de hand daarvan een inventarisatie gemaakt. Dat betrokkene niet in staat is geweest om een volledige beschrijving te geven kan haar niet worden verweten, nu de erfgenamen ernstig zijn verdeeld over de nalatenschap. Ten aanzien van het onheus bejegenen is ook niet aannemelijk dat betrokkene de grenzen van het betamelijke heeft overschreden.

De Kamer voor het Notariaat verklaart de klacht ongegrond.

Bron

De Kamer voor het Notariaat 12 juli 2016, ECLI:NL:TNORARL:2016:20

http://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2016/ECLI_NL_TNORARL_2016_20