De Kamer voor het Notariaat in Amsterdam heeft een notaris uit zijn ambt gezet na ernstige overtredingen. De klachten van klagers, het BFT en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de KNB), worden in al haar onderdelen gegrond verklaard. De Kamer heeft de notaris de gelegenheid gegeven om verweer te voeren, maar hier heeft de notaris geen gebruik van gemaakt.

De notaris wordt in de eerste klacht van het BFT onder meer verweten dat hij het BFT bewust onjuist heeft geïnformeerd. De notaris had via een niet bestaande (want opgeheven) derdengeldrekening en vervalste rekeningafschriften gefingeerde saldi aan het BFT gepresenteerd waardoor de indruk werd gewekt dat zijn bewaringspositie positief was. Verder had de notaris, nadat hij was geschorst, vier boekingen gedaan vanaf een ING-derdengeldrekening en had hij ten onrechte gelden aan zichzelf overgeboekt zonder uit te zoeken waar deze gelden aan toebehoren.

De tweede klacht van het BFT richt zich tegen de onvolledigheid van het onderzoek verricht door de notaris bij het opstellen van een vaststellingsovereenkomst, het meewerken aan een constructie die mogelijk de belangen van derden schaadt en het sturen van vervalste e-mails om zijn fouten te verbloemen.

De klacht van het KNB betreft het verwijt dat de notaris uit het werk ontzette notarissen en een kandidaat-notaris aan wie de waarnemingsbevoegdheid is ontzegd, heeft aangenomen. Tot slot zijn gebreken in de financiële en zakenadministratie van de notaris geconstateerd.

De ernst van deze handelingen en het feit dat de notaris vanaf 2012 verschillende tuchtmaatregelen heeft ontvangen, hebben geleid naar de maatregel van ontzetting uit het ambt. De notaris dient daarnaast de proceskosten te betalen.

Kamer voor het Notariaat, 8 mei 2018, ECLI:NL: TNORAMS:2018:10

http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/notarissen/uitspraak/2018/ECLI_NL_TNORAMS_2018_10