Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd. De inspecteur heeft gelijktijdig een vergrijpboete opgelegd van € 1.022. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende dreef een eenmanszaak waarbij de activiteiten bestonden uit het verlenen van juridische adviezen. Ook was belanghebbende in loondienst als juridisch adviseur op basis van een nul-urencontract. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld en een conceptrapport opgestuurd naar belanghebbende, waarbij de inspecteur drie dagen aan belanghebbende de tijd gaf om te reageren in verband met een dreigende verjaring.

In het controlerapport is onder meer vermeld dat belanghebbende geen deugdelijke administratie heeft kunnen overleggen. Ook heeft belanghebbende niet aannemelijk kunnen maken dat hij voldeed aan het urencriterium. Te meer, omdat belanghebbende ook in loondienst was en een studie fiscaal recht volgde. Deze studiekosten heeft belanghebbende zowel zakelijk als privé afgetrokken in de aangifte. De inspecteur heeft om die reden een aantal posten gecorrigeerd en een vergrijpboete opgelegd wegens grove schuld.

Het Hof is van oordeel dat een reactietermijn van drie dagen voldoende is voor het indienen van een zienswijze. Belanghebbende heeft bij de inspecteur aangegeven dat hij een gesprek niet zinvol achtte en dat de inspecteur kon overgaan tot het opleggen van de aanslagen.

Gebleken is dat belanghebbende een universitaire studie contractenrecht en fiscaal recht deed en dat belanghebbende daarnaast als aandeelhouder/bestuurder werkzaam was bij X, een volgens de website van X hoogstaand juridisch en fiscaal adviesbureau met adviezen van uitmuntende kwaliteit. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat mag worden verwacht dat belanghebbende ten tijde van het doen van aangifte (zeer) goed op de hoogte was van de fiscale regelgeving.

Belanghebbende heeft geen administratie bijgehouden dan wel niet bewaard en heeft achteraf een overzicht van inkomsten en uitgaven opgesteld op basis waarvan verschillen in de winst naar voren komen ten opzichte van de aangegeven winst, terwijl belanghebbende daarvoor geen verklaring kan geven.

Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat dienaangaande sprake is van een ernstig verwijt, ten minste gelijk te stellen met grove schuld. Er is volgens het Hof geen sprake van een pleitbaar standpunt. Het Hof acht de boete passend en geboden en ziet geen aanleiding om de boete te matigen vanwege de omstandigheid dat de aanslag is vastgesteld met omkering van de bewijslast.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:2076