Aan belanghebbende is een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd. Tevens is een verzuimboete opgelegd ter zake van het niet (tijdig) doen van aangifte vennootschapsbelasting.

Belanghebbendes activiteiten bestonden uit de productie van pornografische films. Belanghebbende maakte de films en verleende tegen betaling de rechten op het gebruik daarvan aan derden. Belanghebbende is op enig moment door de inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting. Op verzoek van belanghebbende is uitstel verleend tot het doen van aangifte. Belanghebbende is – na het verleende uitstel – herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte. De inspecteur heeft vervolgens ambtshalve aan aanslag opgelegd. Er is daarbij een verzuimboete van € 2.460 opgelegd, namelijk 50% van het wettelijk maximum. Nadien is alsnog een aangifte ingediend door belanghebbende.

In geschil is onder meer of de verzuimboete terecht is opgelegd.

Belanghebbende stelt dat de boete moet worden gematigd, omdat zij tijdig aangifte heeft gedaan dan wel dat de boete moet worden verminderd tot € 226 conform het BBBB. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de boete niet 50% van het wettelijk maximum had moeten zijn, maar 100% en dat om die reden – ook als rekening wordt gehouden met een vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn – geen aanleiding bestaat tot vermindering van de verzuimboete. De inspecteur stelt dat dit ‘intern gecompenseerd’ kan worden.

Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan. Nu over de afwezigheid van alle schuld niets is gesteld of gebleken, stond het de inspecteur volgens het Hof vrij een verzuimboete op te leggen. De inspecteur heeft verder aannemelijk gemaakt dat sprake is van stelselmatig verzuim, hetgeen een bijzondere omstandigheid oplevert, zodat de inspecteur een verzuimboete van 100% van het wettelijk maximum had kunnen opleggen.

Dit laat onverlet dat het Hof dient te beoordelen of de verzuimboete passend en geboden is. Gelet op de frequentie van de verzuimen enerzijds en anderzijds de omstandigheid dat belanghebbende uiteindelijk toch nog aangifte heeft gedaan, acht het Hof een verzuimboete van 50% passend en geboden.

De Rechtbank heeft de verzuimboete verminderd met 15% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De door de inspecteur voorgestane ‘interne compensatie’ wijst het Hof af, nu dit feitelijk zou neerkomen op een niet toegestane verhoging van de opgelegde boete door het Hof.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 januari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:217

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:217