Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd. Eveneens zijn vergrijpboetes opgelegd wegens opzet, nu bewust inkomen zou zijn verzwegen in de aangiften dan wel in het geheel geen aangiften waren ingediend.

Uit een boekenonderzoek is gebleken dat belanghebbende inkomsten zou hebben verzwegen. Het is de inspecteur opgevallen dat uit bankafschriften blijkt dat het uitgavenpatroon van belanghebbende vele malen hoger ligt dan belanghebbende zich met het bij de inspecteur bekende inkomen kan veroorloven. Daar komt bij dat is gebleken dat belanghebbende veel uitgaven contant betaalde. Voorts is onduidelijk waar belanghebbende daadwerkelijk woonde na problemen met zijn ex-vrouw. Gebleken is dat belanghebbende hypotheekrente in aftrek had gebracht voor een woning waar hij niet (meer) woonde. Naar aanleiding van de opvallende uitgaven en de hypotheekrenteaftrek heeft inspecteur correcties toegepast en een boete opgelegd.

De Rechtbank overweegt ten aanzien van de vergrijpboetes dat op de inspecteur de stelplicht en bewijslast rust dat belanghebbende (voorwaardelijk) opzet kan worden verweten.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur niet voldaan aan deze stelplicht en bewijslast. De inspecteur heeft volstaan met een opsomming van de feitelijke gang van zaken, te weten dat belanghebbende geen aangiften heeft ingediend én dat belanghebbende (in de ogen van de inspecteur) inkomsten heeft verzwegen. Feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de wil van belanghebbende er op enige manier op was gericht dat de aanslagen inkomstenbelasting tot te lage bedragen zouden worden vastgesteld, dan wel anderszins te weinig belasting zou worden geheven, heeft de inspecteur naar het oordeel van de Rechtbank niet gesteld. Evenmin heeft de inspecteur feiten en omstandigheden aangedragen waaruit zou volgen dat belanghebbende die gevolgen bewust op de koop toe zou hebben genomen.

De Rechtbank vernietigt de opgelegde vergrijpboetes.

Rechtbank Noord-Nederland 21 november 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4413

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2017:4413