Op 8 mei 2014 doet A B.V. in naam en voor rekening van eiseres aangifte voor in het vrije verkeer brengen van zonnepanelen met als land van oorsprong Taiwan. Bij de betreffende aangifte wordt een Certificaat van Oorsprong overlegd van de New Taipei City Chamber of Commerce met B Ltd gevestigd in Taiwan als exporteur en eiseres als importeur. Volgens de bill of lading zijn de zonnepanelen via Taiwan naar Rotterdam vervoerd.

Het Europees bureau voor fraudebestrijding (hierna OLAF) heeft in dezelfde periode onderzoek verricht naar Chinese zonnepanelen die via Taiwan worden verhandeld. Uit het onderzoek komt naar voren dat de betreffende zonnepanelen via een Chinese verkoper in de Free Trade Zone in Taiwan terecht zijn gekomen. De Taiwanese douane bevestigt dat het be- of verwerken van goederen in de Free Trade Zone uitdrukkelijk verboden is.

Ten gevolge van de onderzoeksresultaten van de OLAF is de inspecteur overgegaan tot het uitreiken van een UTB (met antidumpingrechten) aan belanghebbende. Nadat de rechtbank het gelijk aan belanghebbende had gegeven is in hoger beroep tussen partijen in geschil of de UTB terecht aan belanghebbende is uitgereikt. In het bijzonder spitst de zaak zich toe op de vraag of de inspecteur is geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.

Het Hof volgt de rechtbank in zijn oordeel dat aan de op de inspecteur rustende bewijslast is voldaan indien hij aannemelijk maakt dat de goederen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Hof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574). Maar komt tot een tegenovergestelde uitkomst.

Uit de aangiftegegevens uit Taiwan blijkt dat op 18 maart 2014 een aangifte tot plaatsing in de vrije zone is gedaan (invoeraangifte) voor 3.136 stuks zonnepanelen (type 2), met een totaal nettogewicht van 68.000 kg. De oorsprong hiervan is China en de verkoper is de Chinese fabrikant E LTD. Gelet op de vermelding van het referentienummer van de invoeraangifte in de uitvoeraangifte (Taiwan – Nederland), de overeenkomst in typenummer van de zonnepanelen, het aantal en het gewicht, lijdt het naar het oordeel van het Hof geen twijfel dat de Chinese zonnepanelen op 27 maart zijn geladen voor transport met de bestemming Nederland.

Belanghebbende doet aangifte ten invoer van een partij ‘soldar modules’ met een nettogewicht van 17.000 kg. Uit de bill of lading volgt dat het gaat om 784 zonnepanelen. De inspecteur overlegt een tweede bill of lading van dezelfde rederij dat aan boord van het schip nog drie containers aanwezig waren met elk 784 zonnepanelen met eenzelfde gewicht. Gelet hierop acht het Hof het aannemelijk dat de container die verzonden is naar belanghebbende en de drie containers die verzonden zijn aan een andere importeur, op het moment van verzending bij elkaar hoorden en tezamen de partij vormden van de 3.136 Chinese zonnepanelen. Dat de Taiwanese exporteur wordt vermeld als exporteur in de uitvoeraangifte brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Gelet op de grote overeenkomst met het typenummer, de exact overeenkomende aantallen, het identieke nettogewicht, het identieke reisnummer en de identieke scheepsnaam acht het Hof aannemelijk dat de door belanghebbende ten invoer aangegeven zonnepanelen deel uitmaken van de zending Chinese zonnepanelen die op 18 maart in Taiwan is ingevoerd in de vrije zone.

Het hoger beroep van de inspecteur wordt gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.

Gerechtshof Amsterdam 14 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1003

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2019:1003