Aan belanghebbende, een coffeeshopexploitant, worden (navorderings)aanslagen met aanzienlijke vergrijpboeten opgelegd. De inspecteur stelt dat belanghebbende een hogere winst heeft genoten dan in de aangiften is vermeld en dat de administratie van de coffeeshopexploitant zodanig gebrekkig is dat deze niet kan worden gebruikt om de winst vast te stellen. Rechtbank Noord-Holland volgt dat betoog niet.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur voor de jaren 2012-2015 niet aannemelijk heeft gemaakt dat op belanghebbende een verzwaarde bewijslast rust. De administratie is niet zodanig gebrekkig dat deze niet kan worden gebruikt om de winst vast te stellen en de inspecteur heeft tegenover de weerspreking door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door belanghebbende gehanteerde inkoopprijzen zoals die uit de administratie blijken te hoog zouden zijn. De aanslagen voor die jaren moeten worden opgelegd overeenkomstig de aangifte. Ook de aan belanghebbende opgelegde vergrijpboeten moeten daarom vervallen.

Voor het jaar 2016 is geen aangifte gedaan door belanghebbende. Dat belanghebbende had begrepen dat dit niet meer hoefde is niet terecht. Voor dat jaar blijft de ambtshalve opgelegde aanslag in stand en ook de verzuimboete voor het niet doen van aangifte.

Rechtbank Noord-Holland 21 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:6965 (gepubliceerd op 25 augustus 2022)