De bekendmaking van een belastingaanslag zal doorgaans plaatsvinden door toezending of uitreiking van het aanslagbiljet. Als de bekendmaking gebeurt door toezending van het aanslagbiljet, kan in de regel ervan uit worden gegaan dat met de terpostbezorging van dat biljet de bekendmaking heeft plaatsgevonden. In de onderhavige zaak is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting 2006 met dagtekening 27 december 2011 van € 4.579.368 opgelegd alsmede een vergrijpboete van € 1.354.046. Bij uitspraak op bezwaar in 2023 is de naheffingsaanslag verlaagd naar € 3.544.962 en de boete naar € 616.229. Belanghebbende verzoekt thans aan de voorzieningenrechter de naheffingsaanslag omzetbelasting te vernietigen vanwege de niet tijdige bekendmaking daarvan. De navorderingstermijn verstreek op 31 december 2011.
Belanghebbende stelt dat de inspecteur de tijdige terpostbezorging van de naheffingsaanslag niet heeft aangetoond. Uit het geleideformulier blijkt volgens belanghebbende alleen dat er een brief is aangeboden, maar niet dat dit de naheffingsaanslag in kwestie betreft. Ook uit de uitdraai van Mijnpakket.postnl.nl blijkt volgens belanghebbende niet dat de naheffingsaanslag op 15 december 2011 aangetekend is verstuurd.
De voorzieningenrechter verwerpt de verweren van belanghebbende. De inspecteur heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag tijdig ter post is bezorgd. Aannemelijk maken is echter iets anders dan overtuigend aantonen. Het gaat bij aannemelijk maken om het scenario dat het meest waarschijnlijk is. De voorzieningenrechter ziet een verband tussen de door de inspecteur overgelegde bewijsstukken inzake de naheffingsaanslag met dagtekening 27 december 2011, het verzoek op 15 december 2011 van de inspecteur aan de postkamer om een brief met ontvangstbevestiging te versturen, de registratie van een verzending naar het adres van eiseres op 16 december 2011 en de aanbieding van een aangetekend stuk op het adres van eiseres op of rond 20 december 2012. De rechtbank acht bovendien de ambtsedige verklaring van een medewerker van de Belastingdienst omtrent de verzending van de naheffingsaanslag geloofwaardig, mede door vermelding en toevoeging van de destijds opgeslagen bestanden.
De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag ter post is bezorgd. Deze gang van zaken wordt bovendien ondersteund door het feit dat belanghebbende op 5 januari 2012 al bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag tijdig is verzonden. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente, zoals vastgesteld bij de uitspraak op bezwaar, moeten worden gehandhaafd en dat de boetebeschikking vanwege undue delay moet worden vernietigd. De voorzieningenrechter zal overeenkomstig beslissen. Het beroep is daarom ten aanzien van de boetebeschikking gegrond. Daarnaast wordt vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met 117 maanden aan belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 10.000 toegekend.
Rechtbank Noord-Nederland 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:4087
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2023:4087