Aan belanghebbende is, wegens uitblijven van betaling, een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 30 december 2015 tot en met 29 maart 2016 ten bedrage van € 31. Tevens is aan belanghebbende een verzuimboete van € 158 opgelegd wegens het te laat betalen van een aanslag motorrijtuigenbelasting.

In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of de verzuimboete terecht is opgelegd.

Belanghebbende voert aan dat de boetebeschikking vernietigd moet worden aangezien hij geen rekening motorrijtuigenbelasting heeft ontvangen voor het tijdvak 30 december 2015 tot en met 29 maart 2016. Daarnaast heeft belanghebbende aangevoerd dat de Inspecteur geen bewijs van verzending van de rekening motorrijtuigenbelasting heeft overgelegd. Belanghebbende stelt dat hij gelet op het voorgaande niet in de gelegenheid is gesteld om de motorrijtuigenbelasting tijdig te betalen en een boete te voorkomen.

De Rechtbank overweegt dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rekening motorrijtuigenbelasting met de daarin vermelde uiterste betaaldatum voor het onderhavige tijdvak op het adres van belanghebbende is ontvangen of aangeboden. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende anderszins tijdig van de uiterste betaaldatum op de hoogte was. De Inspecteur had slechts een systeemuitdraai van een op naam van belanghebbende gestelde rekening motorrijtuigenbelasting voor het onderhavige tijdvak overgelegd, waardoor een vermoeden van ontvangst niet aan de orde is.

De Rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de opgelegde verzuimboete.

Rechtbank Noord-Nederland 19 december 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4915

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2017:4915