Belanghebbende is als verdachte aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek naar verschillende milieudelicten die betrekking hebben op het zonder milieuvergunning inzamelen, verwerken en exporteren van afval (wit- en bruingoed). Belanghebbende is hiervoor aangehouden en daarbij is een bedrag van € 138.455 aan contanten in beslag genomen.

De officier van justitie heeft de inspecteur toestemming gegeven om het strafdossier te gebruiken in de fiscale zaak tegen belanghebbende. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende inkomsten heeft genoten uit de handel in witgoed en hadden deze als resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden aangegeven. Daarnaast is in 2009 ten onrechte geen belastbaar inkomen in box 3 opgegeven. De inspecteur heeft om die reden navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboetes opgelegd.

Belanghebbende is veroordeeld door de strafrechter voor het feit dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van economische misdrijven, namelijk de handel in wit- en bruingoed zonder te beschikken over de daarvoor benodigde papieren en vergunningen. Door de strafrechter is tevens een ontnemingsvordering toegewezen vanwege de handel.

In geschil is onder meer of de vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

De inspecteur heeft vergrijpboetes van 50% opgelegd, omdat belanghebbende inkomensbronnen niet in de aangifte heeft vermeld en daardoor willens en wetens de kans heeft aanvaard dat daardoor de aanslag te laag zou worden vastgesteld.

Belanghebbende betwist dat sprake is van opzet. De Rechtbank acht dit echter niet geloofwaardig, mede gelet op de grote bedragen die kennelijk met de handel in wit- en bruingoed waren gemoeid. Belanghebbende heeft zich dus jarenlang als handelaar op de wit- en bruingoedmarkt bewogen en dat impliceert naar het oordeel van de Rechtbank een zekere kennis en ervaring van het economisch verkeer. Bij die kennis en ervaring hoort ook de wetenschap dat over de opbrengsten uit de handel belasting moet worden betaald. Gelet hierop heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het niet verantwoorden van zijn opbrengsten in zijn aangiften ertoe zou leiden dat te weinig belasting zou worden betaald.

Van een verboden dubbele bestraffing is geen sprake, omdat belanghebbende niet strafrechtelijk is veroordeeld voor het doen van onjuiste aangiften. De matiging die de inspecteur, vanwege de omkering en verzwaring van de bewijslast als vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, heeft toegepast acht de Rechtbank voldoende. De Rechtbank zal – omdat de boetegrondslag gedeeltelijk wordt verminderd – die boetes overeenkomstig verminderen.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2019:2684