Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen voor werk en woning van € 32.585. De inspecteur heeft dat gecorrigeerd tot € 152.585 en een vergrijpboete opgelegd van € 31.107.

Belanghebbende heeft een BMW X6 in Nederland ingevoerd en vervolgens te koop aangeboden voor € 129.950. De inspecteur heeft hiervan kennis genomen en stelt in dat verband dat uit de aangifte inkomstenbelasting 2014 en overige gegevens over 2015 blijkt dat er onvoldoende middelen waren om deze auto voor dit bedrag te kunnen kopen. Gelet hierop is bij de inspecteur het vermoeden gerezen dat belanghebbende meer inkomsten heeft gehad dan hij aanvankelijk in zijn aangifte heeft opgegeven. De inspecteur schat de extra inkomsten op € 120.000 en legt een (gecorrigeerde) aanslag op alsmede een vergrijpboete.

De Rechtbank overweegt ten aanzien van de vergrijpboete dat deze kan worden opgelegd als opzet in het spel is. Voorts wordt overwogen dat de inspecteur belanghebbende uiterlijk bij het vaststellen van de boetebeschikking in kennis moet stellen van de gronden waarop het opleggen van de boete berust.

De Rechtbank overweegt dat de inspecteur aan zijn oordeel dat te weinig belasting is geheven, ten grondslag heeft gelegd dat belanghebbende uitgaven heeft gedaan die niet kunnen zijn gedaan op basis van het door belanghebbende verantwoorde inkomen. Nu de inkomenscorrectie niet erop is gestoeld dat bij belanghebbende sprake is van een negatief privé maar van een verzwegen behaald resultaat uit een werkzaamheid, is naar het oordeel van de Rechtbank niet voldaan aan de voorwaarde dat belanghebbende uiterlijk bij de boetebeschikking in kennis is gesteld van de feiten en omstandigheden op grond waarvan tot het oordeel is gekomen dat te weinig belasting is geheven. Om die reden vernietigt de Rechtbank de vergrijpboetebeschikking.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 1 maart 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1529

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2017:1529