Een tipgever meldde zich bij de FIOD met informatie over Nederlandse belastingplichtigen die rekeningen aanhielden bij verschillende banken in het buitenland. Nadat de informatie van de tipgever als betrouwbaar is aangemerkt, heeft de Belastingdienst een overeenkomst gesloten met de tipgever. De overeenkomst hield in dat de tipgever informatie zou verstrekken tegen een beloning die een percentage betreft van de (belasting)opbrengsten uit de verkregen informatie. De inspecteur heeft vervolgens belanghebbende verzocht om nadere informatie.

Naar aanleiding hiervan zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen alsmede boetebeschikkingen opgelegd. In geschil is onder meer of de boetebeschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

Belanghebbende betoogt dat bepaalde informatie niet mag worden gebruikt voor de boeteoplegging, nu voorafgaand aan het informatieverzoek niet de garantie is gegeven dat de te verstrekken informatie niet zal worden gebruikt voor het opleggen van een eventuele boete. De Rechtbank volgt belanghebbende hierin niet. Naar het oordeel van de Rechtbank is geen informatie verstrekt onder de aan belanghebbende geuite dreiging van een boete- of strafprocedure. Bij bescheiden als rekeningafschriften die betrekking hebben op een rekening waarvan belanghebbende al als rekeninghouder was geïdentificeerd en van welke stukken de inspecteur het bestaan mag aannemen, staat naar het oordeel van de Rechtbank buiten twijfel dat het gaat om materiaal dat onafhankelijk van de wil van de betrokkene bestaat. De door belanghebbende verstrekte rekeningafschriften mogen derhalve voor boetedoeleinden worden gebruikt.

Ten aanzien van de boetebeschikkingen overweegt de Rechtbank dat op de inspecteur de bewijslast rust om aan te tonen dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan en dat daarbij sprake is van de door hem gestelde opzet. De Rechtbank is van oordeel dat, nu vaststaat dat belanghebbende tegoeden heeft aangehouden op een buitenlandse bankrekening in een land waar een wettelijk bankgeheim geldt, zonder dat zij deze tegoeden heeft aangegeven, de opzet op het niet-aangeven aannemelijk is te achten. De Rechtbank acht in dat verband aannemelijk dat het gebruikmaken van een aparte bankrekening in een land met een bankgeheim tot doel strekte die tegoeden buiten het zicht van de Belastingdienst te houden, zodat daaruit afgeleid kan worden dat belanghebbende wist dat ook tegoeden en inkomsten van een buitenlandse bankrekening moeten worden aangegeven bij de Nederlandse Belastingdienst.

De Rechtbank zal de boetes wel (verder) matigen tot 40% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Rechtbank Gelderland 14 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:722

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2017:722