Een Italiaans bedrijf voerde goederen in onder schorsing van btw, door bij de aangifte te vermelden dat zij de goederen in een btw-entrepot plaatste. De Italiaanse douane vorderde in 2009 betaling van de – vermeend – niet afgedragen btw bij invoer omdat de goederen niet fysiek in het entrepot zouden zijn geplaatst.

Belanghebbende voerde aan dat het Europees verdedigingsbeginsel was geschonden omdat er een aanslag was opgelegd zonder de belanghebbende te horen, waarbij niet automatisch uitstel van betaling werd verleend. 

Het HvJ EU wijst de opvatting dat het verdedigingsbeginsel zou zijn geschonden door de onderhavige Italiaanse regeling, die niet voorziet in automatisch uitstel van betaling, als de belastingplichtige niet is gehoord vóór de vaststelling van de belastingaanslag, van de hand.

Met verwijzing naar art. 244 CDW (thans: 45 DWU) heeft een beroep geen opschortende werking en staat het niet in de weg aan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Wel verwijst het HvJ EU naar ditzelfde artikel waaruit volgt dat de douaneautoriteiten evenwel de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking geheel of gedeeltelijk dienen te schorsen, indien zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de beschikking niet in overeenstemming is met de douanewetgeving of dat de betrokkene onherstelbare schade dreigt te lijden. Dat raakt aan de Nederlandse praktijk waarbij het verzoek om uitstel van betaling doorgaans niet inhoudelijk getoetst wordt op houdbaarheid van de beschikking of de eventuele betalingsonmacht van de belanghebbende.

Hof van Justitie 20 december 2017, HvJ EU C-276/16 

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=9ea7d0f130d526481cd2495f4c49801db65901b5b818.e34KaxiLc3eQc40LaxqMbN4PaNuNe0?text=&docid=198070&pageIndex=0&doclang=nl&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=855297