De politie verdenkt een particulier ervan illegaal vuurwerk te hebben gekocht, omdat minimaal één postpakket met illegaal vuurwerk op zijn adres was afgeleverd. Vervolgens wordt hij bij brief door de politie uitgenodigd voor een verhoor. In de brief wordt tevens gevorderd dat verdachte alle gegevens die betrekking hebben op het bestellen en ontvangen van vuurwerk, zoals facturen en bestelbevestigingen, meeneemt. In cassatie is in geschil of de vordering van de politie aan verdachte op grond van artikel 19 Wet op de economische delicten (WED) een schending oplevert van het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende “privilege against self-incrimination” (nemo tenetur-beginsel).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat ook de dwang tot het uitleveren van documenten onder omstandigheden schending van het nemo tenetur-beginsel kan opleveren bijvoorbeeld als de autoriteiten het materiaal niet zelfstandig kunnen verkrijgen. Vervolgens stelde het hof in deze zaak vast dat de gevorderde gegevens niet eigenmachtig door de politie konden worden verkregen en daarmee afhankelijk was van de wil van verdachte.
De Hoge Raad overweegt dat voor zover het hof voor zijn oordeel mede beslissend heeft geacht dat de gevorderde stukken niet door de politie eigenmachtig konden worden verkregen en de verkrijging van die stukken daarmee afhankelijk van de wil van de verdachte was, het een maatstaf heeft aangelegd die niet in overeenstemming is met het beoordelingskader van het EHRM in de zaak De Legé. Uit dat beoordelingskader volgt immers dat voor de toetsing aan artikel 6 EVRM beslissend is of de autoriteiten bekend zijn met het bestaan van de betreffende stukken, maar niet of de autoriteiten die stukken (ook) eigenmachtig hadden kunnen verkrijgen. Daarnaast volgt uit die uitspraak ook niet dat de omstandigheid of de autoriteiten stukken eigenmachtig konden verkrijgen, bepalend is voor de beantwoording van de vraag of dergelijke stukken moeten worden gezien als wilsonafhankelijk materiaal, aldus de Hoge Raad.
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het. Dit leidt echter niet tot cassatie. De politie vorderde dat verdachte “alle” gegevens die betrekking hebben op bestellen en ontvangen van “vuurwerk”, waarbij “onder andere” kon worden gedacht aan facturen, bestelbevestigingen “etc.” zou meenemen naar zijn verhoor. Volgens de Hoge Raad ligt in de vaststellingen van het hof besloten dat de betreffende vordering een situatie opleverde “where the authorities attempt to compel an individual to provide the evidence of offences he (…) has allegedly committed by forcing him (…) to supply documents which they believe must exist, although they are not certain of it (…).” Deze situatie heeft het EHRM als een ‘fishing expedition’ aangeduid. Dat brengt mee dat in de gegeven omstandigheden de vervolging van verdachte voor handelen in strijd met de gedane vordering, een schending oplevert van het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende nemo tenetur-beginsel.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk (geen motivering) en verwerpt het beroep van het OM.
Hoge Raad 14 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1562
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:1562