In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden ter zake van gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het Hof overwoog daarbij dat in het geval van een benadelingsbedrag van ongeveer € 500.000, waarvan in het onderhavige geval sprake is, als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden geldt.

In cassatie wordt onder meer geklaagd over de strafmotivering. De Hoge Raad herhaalt eerdere jurisprudentie waaruit volgt dat, hoewel de feitenrechter niet is gebonden aan de LOVS-oriëntatiepunten en de uitleg hiervan aan hem is voorbehouden, in gevallen waarin hij die oriëntatiepunten uitlegt en/of toepast in cassatie kan worden getoetst of die uitleg en toepassing door de rechter begrijpelijk is. Die toetsing heeft echter, de rechterlijke straftoemetingsvrijheid in aanmerking genomen alsmede gelet op de aard van die oriëntatiepunten, een beperkt karakter.

Bij de bewijsoverwegingen heeft het Hof aangenomen dat verdachte een bedrag van € 510.000 in de bewezenverklaarde periode heeft uitgegeven, waarvan de herkomst niet door legale inkomsten kan worden verklaard. Aangenomen wordt dat in ieder geval een deel afkomstig is uit misdrijf, namelijk belastingontduiking, wat door het Hof is gekwalificeerd als gewoontewitwassen.

Naast de aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten voor het benadelingsbedrag van ongeveer €500.000, nam het Hof in strafverzwarende zin in overweging dat verdachte zich gedurende een zeer lange periode heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en dat hij bovendien zijn inkomsten niet heeft opgegeven aan de instantie waarvan hij zijn WAO-uitkering ontving.

Het middel faalt, nu het Hof in zijn overwegingen heeft betrokken dat niet het gehele bedrag van €510.000 afkomstig was van misdrijf en dat het Hof daarnaast enkele strafverzwarende factoren heeft betrokken bij de straftoemeting, waardoor het oordeel van het Hof om aansluiting te zoeken bij een benadelingsbedrag van ongeveer € 500.000 niet onbegrijpelijk is. Voor een verdergaande toetsing in cassatie is volgens de Hoge Raad geen plaats.

HR 13 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:320

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2018:320