De Hoge Raad doet een cassatieprocedure over de relatie tussen het niet geven van de cautie bij de toepassing van informatieverzoeken en het verbod op zelfincriminatie zonder verwijzing af met de toepassing van artikel 81 RO. In de onderliggende zaken hadden de aandeelhouders van belanghebbende, een BV actief in de luchtvaartbranche, vrijwillig ingekeerd. De aandeelhouders ‘roomden’ de winst van belanghebbende af en verdeelde de gelden over Zwitserse privérekeningen. Na de inkeer vroeg de inspecteur informatie bij de aandeelhouders op, ook (indirect) over belanghebbende. Bij Hof Amsterdam lag de vraag voor of de wils(on)afhankelijk informatie die de aandeelhouders hadden verstrekt in het kader van het informatietraject, gebruikt mocht worden ter onderbouwing van de aan belanghebbende opgelegde vergrijpboeten.

Volgens belanghebbende had de inspecteur bij het opvragen van de bankafschriften een restrictie moeten formuleren met betrekking tot het gebruik van wilsafhankelijke informatie voor sanctiedoeleinden. Ook heeft de inspecteur volgens belanghebbende bij het mondeling onderhoud met een aandeelhouder verzuimd de cautie te geven. Als gevolg hiervan dient alle (wils-en wilsonafhankelijk) informatie verstrekt aan de inspecteur van bewijs te worden uitgesloten, aldus belanghebbende. Belanghebbende meent tevens dat de inkeermelding van de aandeelhouder als een wilsafhankelijk verklaring moet worden aangemerkt.

Het hof overweegt dat uit de gewezen jurisprudentie van de Hoge Raad niet volgt dat de inspecteur bij informatieverzoeken een restrictie moet formuleren met betrekking tot het gebruik van wilsafhankelijke informatie voor sanctiedoeleinden en dat bovendien door de inspecteur slechts gebruik is gemaakt van wilsonafhankelijk materiaal. De verwijzing van belanghebbende naar het arrest van de Hoge Raad van 24 september 2021 gaat volgens het hof niet op. In het genoemde arrest ging het – anders dan in casu – om het gebruik van een suppletieaangifte, een wettelijk mededelingsplicht onder bedreiging van een boete.

De Hoge Raad houdt de uitspraak van het hof in stand.

Hoge Raad 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:671 en ECLI:NL:HR:2023:672

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:671
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:672