Het Hof van Justitie bevestigt dat artikel 205 van de btw-richtlijn lidstaten toestaat om de ontvanger van een levering hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de door de leverancier niet-afgedragen btw. Dit geldt ook wanneer aan die ontvanger het recht op btw-aftrek is geweigerd, omdat hij wist of had moeten weten dat hij deelnam aan btw-fraude. Volgens het Hof schendt deze cumulatie van maatregelen het evenredigheidsbeginsel niet, aangezien beide maatregelen afzonderlijke en complementaire doelen dienen.
Feiten
De hoogste bestuursrechter in Tsjechië heeft een verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend in een zaak waarin bedrijf FAU hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de betaling van de btw die haar leverancier Verami International Company s.r.o. niet heeft afgedragen. FAU heeft brandstof gekocht van Verami. De belastingdienst stelt vast dat in de handelsketen btw-fraude is gepleegd en legt Verami naheffingsaanslagen op. Verami heeft de btw niet afgedragen en beide vennootschappen zijn failliet verklaard.
De belastingdienst weigert FAU het recht op btw-aftrek wegens betrokkenheid bij fraude en stelt haar tevens op grond van de nationale wet in Tsjechië hoofdelijk aansprakelijk voor de niet afgedragen btw van Verami. De verwijzende rechter vraagt of artikel 205 van de btw-richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG), gelezen in samenhang met het evenredigheidsbeginsel, zich verzet tegen een nationale praktijk waarbij sprake is van deze dubbele maatregel.
Beoordeling hof
Artikel 205 van de btw-richtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om maatregelen vast te stellen waarmee, ter waarborging van een doeltreffende inning van de btw, een andere persoon dan de belastingplichtige hoofdelijk verplicht wordt tot betaling van de belasting, mits het rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel worden geëerbiedigd. De aanwijzing van een hoofdelijk aansprakelijke persoon moet worden gerechtvaardigd door een feitelijke of juridische relatie tussen de betrokkenen en mag niet leiden tot een systeem van onvoorwaardelijke aansprakelijkheid. De belastingplichtige moet de kans krijgen om aan te tonen dat hij alle redelijkerwijs te verlangen maatregelen heeft genomen om fraude te voorkomen. Volgens de verwijzende rechter is de bepaling in de nationale wet van Tsjechië gebaseerd op artikel 205 van de btw-richtlijn en vereist deze bepaling dat de ontvanger wist of had moeten weten dat de betaling naar het buitenland diende om belasting te ontwijken. Uit het dossier blijkt niet dat FAU die mogelijkheid om tegenbewijs te leveren is onthouden. Bijgevolg verzet artikel 205 zich niet tegen toepassing van een dergelijke nationale bepaling. Het Hof herinnert eraan dat het bestrijden van fraude, belastingontwijking en misbruik een erkend doel van de btw-richtlijn is. Het recht op btw-aftrek moet worden geweigerd wanneer de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij deelnam aan btw-fraude. De gelijktijdige toepassing van twee maatregelen – weigering van het recht op aftrek en hoofdelijke aansprakelijkheid – is toegestaan. De btw-richtlijn verlangt niet dat de belastingdienst tussen beide maatregelen kiest. De weigering van aftrek vormt een juiste toepassing van het btw-stelsel bij fraude.
De hoofdelijke aansprakelijkheid waarborgt de doeltreffende inning van de belasting.
De aanwijzing als hoofdelijk aansprakelijke persoon hangt niet af van de vraag of deze reeds btw heeft betaald of recht op aftrek heeft. Beide maatregelen dienen verschillende maar complementaire doelstellingen: de bestrijding van fraude en de bescherming van de rechten van de schatkist (punt 50). Het uitsluiten van de gelijktijdige toepassing zou ertoe leiden dat belastingplichtigen die te goeder trouw handelen minder gunstig worden behandeld dan degenen die bij fraude betrokken zijn. Bovendien leidt de gelijktijdige toepassing niet tot ongerechtvaardigde verrijking van de belastingdienst, aangezien deze afzonderlijke btw-bedragen bij verschillende belastingplichtigen worden geïnd.
Conclusie
Artikel 205 van richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2018/1695, gelezen in het licht van het evenredigheidsbeginsel, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale praktijk waarbij de ontvanger van een belaste levering hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de door de leverancier verschuldigde btw, ook wanneer hem het recht op aftrek is geweigerd wegens betrokkenheid bij btw-fraude.
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:62024CJ0276
