Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBp) laat de berisping van een forensisch accountant door de Accountantskamer in stand, omdat hij in een persoonsgericht onderzoek naar een interim-CEO zijn aannames onvoldoende heeft geverifieerd.

Medio februari 2013 heeft de Raad van Commissarissen (RvC) van een bedrijf aan het kantoor van de accountant verzocht onderzoek te doen naar een aantal beschuldigingen en mogelijke onregelmatigheden met betrekking een voormalige CEO van het bedrijf. Tijdens de uitvoering van het onderzoek ontstonden er eveneens bedenkingen over de juistheid van de door de toenmalige interim-CEO in zijn curriculum vitae opgenomen gegevens en het salaris dat hem zou zijn aanboden door en ander bedrijf. De accountant werd gevraagd naar hem een persoonsgericht onderzoek te doen.

De accountant stelt zich op het standpunt dat zijn conclusies dat de CEO onjuiste informatie en een document waarvan volgens hem moet worden aangenomen dat het is vervalst aan de RvC heeft verstrekt. Volgens de accountant heeft de CEO zelf een contract laten zien waarin zou staan dat hij een salaris kon krijgen van € 309.000. Dit zou ‘mogelijk vals’ zijn omdat het eigenlijk om een salaris van € 172.000 zou gaan.

De accountant heeft dit oordeel evenwel slechts gebaseerd op de gegevens die hij heeft gekregen van het andere bedrijf. De RvC-leden zijn hierover niet gehoord, noch is door de accountant onderzocht of aan de leden van de RvC dezelfde versie van het contract is getoond die aan hem door de CEO werd verstrekt. Omdat er meerdere (concept)versies in omloop waren en omdat het onderzoek in belangrijke mate hierop was berust, had de accountant enige verificatie niet achterwege mogen laten.

Daarnaast is het CBp van oordeel dat de accountant onvoldoende is ingegaan op de reactie van de CEO op de conceptbevindingen. Het salaris werd volgens de CEO meteen geaccepteerd, omdat het bedrag aanzienlijk lager was dan het salaris van de vorige CEO.

De accountant had daarnaast bekend moeten zijn met de omstandigheden binnen het bestuur op dat moment. Er zou sprake zijn geweest van meningsverschillen en er is zelfs verklaard door een lid dat het salaris bij het andere bedrijf niet ter zake deed. De accountant heeft onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de CEO, en is zonder adequate verificatie meegegaan in de wens van zijn opdrachtgever op gezag van bevindingen van een onafhankelijke accountant tegen de CEO ten strijde te trekken.

Het CBp is met de Accountantskamer van oordeel dat de maatregel van berisping passend en geboden is. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de accountant eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 26 mei 2016, ECLI:NL:CBB:2016:148

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2016:148