Belanghebbende handelt in gebruikte personenauto’s. Deze auto’s koopt belanghebbende in van particulieren in Nederland en verkoopt zij hoofdzakelijk aan personen die buiten Nederland wonen. De inspecteur heeft na een boekenonderzoek aan de autohandelaar naheffingsaanslagen BPM opgelegd, omdat belanghebbende voor deze auto’s ten onrechte teruggaven van BPM heeft ontvangen. Tegelijkertijd heeft de inspecteur belanghebbende bij afzonderlijke beschikkingen voor elk van de jaren 2013 t/m 2016 een vergrijpboete opgelegd  op de voet van artikel 67f AWR. Hof Den Bosch heeft de vergrijpboeten in stand gelaten. In cassatie stelt de Hoge Raad echter ambtshalve aan de orde of er wel een boetegrondslag is.

De Hoge Raad overweegt ambtshalve dat – anders dan waarvan het Hof is uitgegaan – het beboetbare feit van artikel 67f lid 1 AWR zich hier niet voordoet, aangezien belanghebbende niet kwalificeert als belastingplichtige voor de BPM. Daarnaast ziet de naheffingsaanslag ook niet op bedragen aan BPM die belanghebbende op aangifte had moeten voldoen en ook niet op bedragen aan BPM die belanghebbende op aangifte had betaald en vervolgens ten onrechte heeft teruggekregen.

Voor het opleggen van een vergrijpboete in gevallen als deze waarin de inspecteur constateert dat hij op een daartoe gedaan verzoek ten onrechte teruggaaf van belasting heeft verleend, is artikel 67f, lid 6 AWR van belang. Het beboetbare feit van artikel 67f, lid 6 AWR in samenhang gelezen met artikel 67f, lid 1 AWR betreft het opzettelijk of grofschuldig verzoeken om een belastingteruggaaf waarop geen recht bestaat, door een (rechts)persoon die het daarop teruggegeven bedrag aan belasting eerder als belastingplichtige of inhoudingsplichtige op aangifte had voldaan of afgedragen.

In gevallen waarin op verzoek van een andere (rechts)persoon dan de hiervoor bedoelde belastingplichtige of inhoudingsplichtige ten onrechte of tot een te hoog bedrag teruggaven van belasting zijn verleend, biedt artikel 67f, lid 6 AWR echter niet, ook niet in samenhang gelezen met artikel 67f, lid 1 AWR, de mogelijkheid deze (rechts)persoon een bestuurlijke boete op te leggen. In artikel 67f, lid 6 AWR ontbreekt immers een verwijzing naar artikel 20, lid 2, eerste volzin AWR.

In dit geval zijn aan belanghebbende op haar verzoek ten onrechte teruggaven BPM op grond van artikel 14a Wet BPM verleend, terwijl zij die bedragen aan BPM niet als belastingplichtige had voldaan. Aan belanghebbende kon daarom geen boete op grond van artikel 67f AWR worden opgelegd.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ontbreekt een wettelijke grondslag voor het opleggen van een boete voor het ten onrechte ontvangen van teruggaven van BPM en kunnen de boetebeschikkingen die aan belanghebbende zijn opgelegd niet in stand blijven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond en vernietigt de boetebeschikkingen.

Hoge Raad 11 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1422

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2024:1422