In de zaak https://www.debontspoton.nl/douane/gerechtshof-amsterdam-bevestigt-conclusie-inspecteur-dat-bulgurtarwe-is-ingevoerd/ is voor de tweede maal beroep in cassatie ingesteld.

Het Hof Amsterdam had na verwijzing door de Hoge Raad, uitspraak gedaan in deze zaak waarin onder andere de vraag centraal stond of belanghebbende in aanmerking kwam voor terugbetaling op de voet van artikel 236 CDW. Belanghebbende stelde zich op het standpunt dat het bedrag van de geheven douanerechten op het moment van betaling niet wettelijk verschuldigd was en dat zij niet vooraf is ingelicht over de monsterneming en voorts dat de wijze van monsterneming ondeugdelijk is geweest. 

De eerdere verwijzingsopdracht van de Hoge Raad hield in dat het verwijzingshof de aan te tonen gebreken in de procedures rond de monsterneming en het onderzoek van het genomen monster (nog) in de beoordeling diende te betrekken. Het verwijzingshof kwam vervolgens tot de conclusie dat bij de uitvoering van het monsteronderzoek en het heronderzoek door belanghebbende niet (voldoende) aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van procedurele gebreken. De belanghebbende kwam o.a. tegen dit oordeel op, maar de Hoge Raad laat het oordeel van het verwijzingshof in stand. 

Hoge Raad 22 december 2017, ECLI NL HR 2017 3239

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2017:3239