Belanghebbende is een stichting. Na een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting heeft de Inspecteur een informatiebeschikking opgelegd. De informatiebeschikking is opgelegd omdat belanghebbende zich (volgens de Belastingdienst) niet heeft gehouden aan de administratieplicht ex. art. 52 AWR. De opgelegde informatiebeschikking heeft betrekking op de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting en ziet bovendien op meerdere jaren.

In het onderhavige cassatieberoep stelt belanghebbende onder meer dat de inspecteur per belastingmiddel en per belastingjaar een afzonderlijke informatiebeschikking had moeten opleggen. De Hoge Raad volgt dat standpunt niet. De Hoge Raad overweegt (r.o. 2.3.1 – 2.3.2.):

Noch uit de tekst van artikel 52a, lid 1, AWR, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis daarvan, volgt dat een informatiebeschikking niet betrekking kan hebben op meer dan één belastingmiddel en/of meer dan één belastingjaar.

Met de in de informatiebeschikking gegeven opsomming van belastingmiddelen en tijdvakken heeft de Inspecteur in overeenstemming met artikel 52a, lid 1, AWR tot uitdrukking gebracht op welke op te leggen aanslagen en/of naheffingsaanslagen en/of navorderingsaanslagen de informatiebeschikking ziet.

Daarmee staat vast dat de Belastingdienst een informatiebeschikking mag opleggen die betrekking heeft op verschillende belastingsoorten en op meerdere jaren. Ook wordt in deze uitspraak bevestigd dat een informatiebeschikking gedeeltelijk kan worden vernietigd (en voor het overige dus in stand blijft). In het tweede gedeelte van rechtsoverweging 2.3.2. overweegt te Hoge Raad namelijk:

Aangezien belanghebbende als stichting niet onderworpen kan zijn aan de inkomstenbelasting, heeft de Inspecteur de informatiebeschikking ten onrechte mede betrekking laten hebben op aan belanghebbende op te leggen aanslagen of navorderingsaanslagen in die belasting. De informatiebeschikking is in zoverre onjuist. Het Hof had de informatiebeschikking, die ook voor dit gedeelte door de Rechtbank in stand was gelaten, in zoverre moeten vernietigen. (..)

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:3489

De Hoge Raad, 11 december 2015