Belanghebbende is douane-expediteur. Belanghebbende heeft op 11 december 2011 aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van Common Interface+ modules (hierna: CI+ modules). De CI+ module is een apparaat dat gecodeerde televisiesignalen decodeert, zodat op televisie zichtbare beelden verschijnen, het apparaat heeft afmetingen van ongeveer 10 x 5,5 x 0,5 cm. De CI+ module heeft een smartcardlezer, deze lezer leest de op de smartcard opgeslagen gegevens over het abonnement en maakt die module het mogelijk dat ontvangen televisiesignalen vrij van versleuteling binnenkomen op de digitale ontvanger van het televisietoestel en zichtbaar zijn op het televisiescherm. De benodigde smartcard moet los worden aangeschaft, de smartcard is alleen bruikbaar in combinatie met een CI+ module.

Belanghebbende heeft in de aangifte postonderverdeling 8523 52 10 (“intelligente kaarten”) van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) als toepasselijke tariefpost vermeld. Ter zake van het in het vrije verkeer brengen van de CI+ modules heeft belanghebbende douanerechten voldaan, het tarief over de douanewaarde bedroeg 3,7%. Later heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om teruggave van de douanerechten. Belanghebbende stelde zich op het standpunt dat de CI+ modules moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 90 00 (“optische lezers”), waar een 0%-tarief op van toepassing is. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.

De Hoge Raad wijst erop dat de CI+ modules voldoen aan een specifieke internationale standaard en dat zij zijn geschikt om te worden geplaatst in een common interface slot van televisietoestellen van diverse merken. De CI+ modules zijn verkrijgbaar bij aanbieders van digitale televisie maar ook in winkels voor consumentenelektronica. Zowel het Hof als de Rechtbank hebben geoordeeld dat de CI+ modules moeten worden ingedeeld in GN-post 8543 70 90, hier is eveneens een tarief van 3,7% op van toepassing, als een andere elektrische machine, apparaat of toestel, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85 van de GN.

Het Hof heeft onderzocht welke functie van de CI+ modules de hoofdfunctie vormt en ging hierbij uit van de toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI van de GN. Wat voor de consument hoofd- en bijzaak van de CI+ module is, is door het Hof met name onderzocht. Na onderzoek heeft het Hof geconcludeerd dat consumenten de CI+ module in hoofdzaak aanschaffen om de door de aanbieder aangebrachte versleuteling op digitale televisiesignalen op te heffen, het lezen van de smartcard is slechts bijzaak. Dat de aanbieder van digitale televisie de betaling voor een abonnement controleert via de door de gebruiker aangeschafte smartcard, maakt het lezen van de smartcard voor de consument niet tot hoofdzaak bij de beslissing tot aanschaf van een CI+ module. Daarom vormt, aldus het Hof, het opheffen van de beveiliging de hoofdfunctie van de CI+ modules.

Het middel van belanghebbende richt zich tegen dit oordeel met een rechtsklacht en motiveringsklachten. Het middel stelt dat het Hof met de toepassing van voornoemde aantekening 3 bij het bepalen van hoofd- en bijfunctie niet uitsluitend rekening had mogen houden met de behoefte van de consument. Het middel stelt dat ook met de behoefte van de aanbieder van digitale televisie rekening had moeten worden gehouden, omdat die er belang bij heeft dat de ontvangst van de televisiesignalen volgens het abonnement plaatsvindt.

De Hoge Raad oordeelt ten aanzien van het middel, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van het HvJ EU, dat voor het bepalen van de hoofdfunctie de objectieve eigenschappen en kenmerken van het goed van belang zijn. Verder oordeelt de Hoge Raad dat het Hof heeft onderkend dat de functie van het lezen van de smartcard mede van belang is voor aanbieders van digitale televisie. De CI+ modules worden aangeboden aan en gebruikt door de afnemers van een televisieabonnement. Het Hof heeft voor het antwoord op de vraag welke de hoofdfunctie is van de CI+ modules terecht de perceptie van de consument en niet die van aanbieders van digitale televisie de doorslag laten geven. Het middel faalt in zoverre.

Het middel kan voor het overige niet tot cassatie leiden, de Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. 

Hoge Raad, 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:845

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:845