Hof vernietigt boetes omdat de inspecteur niet heeft voldaan aan zijn bewijslast

Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting met vergrijpboetes over de jaren 2006 tot en met 2010 opgelegd. De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de in- en verkoop van gebruikte auto’s.

In geschil is onder meer of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.

De Inspecteur stelt dat de jaarlijkse verschillen tussen de op aangifte voldane belasting en de volgens de boekhouding verschuldigde belasting aanzienlijk waren, te weten gemiddeld anderhalf keer de voldane belasting. Bij een correcte en tijdig gevoerde administratie zullen dergelijke verschillen volgens de Inspecteur over het algemeen relatief gering zijn en kort na afloop van het boekjaar worden aangegeven. Daarnaast voert de Inspecteur aan dat bij een eerdere controle bij twee onderdelen van de fiscale eenheid eveneens is bevonden dat suppletieaangiften eerst ruim na aankondiging van het boekenonderzoek zijn ingediend.

Het Hof oordeelt dat de Inspecteur met voormeld betoog niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat sprake is van opzet ter zake van het te weinig betalen van omzetbelasting. In het rapport van het boekenonderzoek in 2015 is onder meer vermeld dat “Het (…) van algemene bekendheid is dat de verschuldigde omzetbelasting tijdig op aangifte moet worden betaald”. In hoger beroep heeft de Inspecteur onder verwijzing naar het rapport het voorgaande herhaald. Dit is volgens het Hof evenwel onvoldoende om te concluderen dat belanghebbende ten tijde van het voldoen op aangifte opzettelijk een onjuist bedrag heeft voldaan.

De directeur van X B.V. (onderdeel van belanghebbende) heeft ter zitting van het Hof voorts onweersproken gesteld dat hij elke twee weken namens belanghebbende alle voor de boekhouding van belang zijnde stukken inlevert bij de boekhouder. De boekhouder zou hem vervolgens hebben medegedeeld welke bedragen er verschuldigd waren. De directeur verklaart daarbij dat deze bedragen steeds direct door belanghebbende werden betaald en dat hem niet is verteld dat er nog te betalen bedragen waren. Evenmin is hem verteld dat er sprake was van nog te betalen bedragen ter zake van suppletieaangiften. Volgens het Hof heeft hij daarbij geloofwaardig verklaard dat hij verder nergens naar kijkt, naar de balans noch naar de jaarrekening omdat hij, met slechts twee jaar lagere school, daar geen verstand van heeft.

Daarnaast heeft de Inspecteur volgens het Hof onvoldoende onderbouwd dat er sprake is geweest van grove schuld. Ook hier geldt naar het oordeel van het Hof dat belanghebbende zich ten aanzien van zijn fiscale verplichtingen heeft laten bijstaan door een boekhouder en “blind voer” op diens adviezen en datgene betaalde wat volgens deze boekhouder verschuldigd was.

Het Hof verklaart het beroep van belanghebbende gegrond en beslist onder meer dat de vergrijpboetes dienen te worden vernietigd.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:1909