Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat hij – als feitelijk leidinggever van een trustkantoor – opzettelijk geen inlichtingen heeft verstrekt aan de Belastingdienst dan wel opzettelijk geen boeken en/of bescheiden ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst.

Het Hof ziet zich eerst gesteld voor de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) ontvankelijk is in de strafvervolging.

Het Hof stelt daarbij voorop dat aan het OM de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of er vervolging moet plaatsvinden. Er is slechts in zeer beperkte mate ruimte voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.

Het Hof stelt vast dat verdachte bezwaar heeft gemaakt tegen een aan hem opgelegde informatiebeschikking. Daarmee is sprake van een fiscaalrechtelijke procedure. In de bezwaarprocedure heeft verdachte naar voren gebracht dat de privacy van zijn cliënten en werknemers geschonden kunnen worden. Met de inspecteur is in goed overleg afgesproken dat de digitale bestanden in afwachting van de beslissing in de bezwaar- en/of beroepsprocedure op een DVD in een verzegelde enveloppe zouden worden bewaard.

Hangende de bezwaarprocedure is het OM overgegaan tot strafvervolging. Aangezien de informatieverplichting nog niet onherroepelijk was, is de keuze om tot strafvervolging over te gaan naar het oordeel van het Hof prematuur. Middels strafrechtelijke dwang zijn de bestanden uiteindelijk – via artikel 55 AWR – bij de inspecteur terecht gekomen en heeft verdachte zijn bezwaarschrift ingetrokken.

Aldus kan naar het oordeel van het Hof de conclusie geen andere zijn dan dat er een strafrechtelijke procedure is geëntameerd om strafvorderlijk beslag op de DVD met e-mails te kunnen leggen, terwijl de weigering om de e-mails te verstrekken in een lopende fiscaalrechtelijke bezwaarprocedure nog onderwerp was van discussie. Onder deze omstandigheden is het Hof van oordeel dat door het instellen van strafvervolging en daarbij tot inbeslagname van de DVD met e-mails over te gaan, het OM een aan hem toekomende strafrechtelijke bevoegdheid heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Het OM heeft daarmee het beginsel van zuiverheid van oogmerk, ofwel het verbod van détournement de pouvoir naar het oordeel van het Hof met voeten getreden.

Het Hof verklaart het OM derhalve niet-ontvankelijk in de strafvervolging.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 12 juni 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2472 

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2018:2472