In Duitsland brengt een exploitant van een groothandel in textiel voorbelasting van provisieafrekeningen die zij aan haar handelsagenten uitreikt in aftrek. Na controle in 2013 weigert de belastingdienst de aftrek, omdat de onderhavige afrekeningen niet het fiscaal registratienummer of het btw-identificatienummer van hun geadresseerde bevatten. Het zijn derhalve naar de mening van de fiscus geen regelmatige facturen. Nog tijdens de controle zijn door de exploitant gecorrigeerde facturen voor de periode 2009-2012 overgelegd, zodat ook het fiscaal registratienummer of het btw-identificatienummer van elke geadresseerde in die documenten staat vermeld. De belastingdienst weigert desondanks de geclaimde aftrek.

Op bezwaar van de exploitant handhaaft de belastingdienst de weigering. De belastingdienst meent dat omdat pas op het tijdstip van de correcties van de facturen, in 2013 en 2014, was voldaan aan de voorwaarden voor aftrek van de voorbelasting van deze facturen, het niet mogelijk is de correctie van een factuur te doen terugwerken tot op het tijdstip van verrichting van de goederenlevering of de dienst waarop dat document betrekking heeft.

In beroep besluit de behandelend rechter tot het stellen van (kort samengevat) de volgende prejudiciële vragen:

  1. Wordt de door het Hof aanvaarde ex nunc werking van de oorspronkelijk opgestelde factuur, ingeval een onvolledig opgestelde factuur wordt aangevuld, door de arresten Pannon Gép Centrum (HvJ 15 juli 2010, ECLI:EU:C:2010:441) en Petroma Transports e.a. (HvJ 8 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:297) in zoverre gerelativeerd, dat het Hof in een dergelijk geval uiteindelijk terugwerkende kracht acht toegestaan?
  2. Aan welke minimumeisen moet een factuur voldoen om met terugwerkende kracht te kunnen worden gecorrigeerd? Moet reeds een fiscaal registratienummer/btw-identificatienummer aanwezig zijn?
  3. Is de correctie van een factuur nog mogelijk tijdens een bezwaarprocedure tegen een aanslag van de belastingdienst?

Het Hof stelt voorop dat art. 219 Btw-richtlijn voorziet in de mogelijkheid om een factuur waarop bepaalde verplichte vermeldingen ontbreken, te corrigeren. In de arresten Pannon Gép Centrum en Petroma Transports e.a. bevestigt het Hof dat expliciet.

Uit de artt. 178 en 179 Btw-richtlijn volgt dat het recht op btw-aftrek in principe moet worden uitgeoefend tijdens de periode waarin dit recht is ontstaan en de belastingplichtige in het bezit is van een factuur. De Duitse regering meent dat bij de correctie van een factuur door toevoeging van een btw-identificatienummer dat ontbrak op de oorspronkelijk opgestelde factuur, aan de voorwaarde dat de factuur het btw-identificatienummer vermeldt, pas voldaan wordt op het moment van die correctie, waardoor krachtens de artt. 178 en 179 Btw-richtlijn het recht op btw-aftrek pas op het moment van de correctie kan worden uitgeoefend.

Dienaangaande overweegt het Hof dat het recht op btw-aftrek een integrerend onderdeel is van het btw-stelsel en in beginsel niet kan worden beperkt. Indien aan de materiele voorwaarden voor aftrek is voldaan, eist het fundamentele beginsel van btw-neutraliteit derhalve dat aftrek wordt toegestaan. Wel mogen lidstaten, in het geval van niet naleving van de formele voorwaarden, voorzien in sancties.

De Duitse regering heeft aangevoerd dat het uitstel van het recht op btw-aftrek tot het jaar waarin de factuur is gecorrigeerd, een sanctie is. Het Hof is evenwel van oordeel dat een dergelijke sanctie verder gaat dan noodzakelijk is, aangezien deze regel impliceert dat vertragingsrente wordt aangerekend.

Het Hof acht het niet toekennen van terugwerkende kracht aan de correctie derhalve strijdig met de artt. 162, 178, 179 en 226 Btw-richtlijn.

De derde vraag wordt door het Hof niet behandeld, nu uit verklaringen van de partijen blijkt dat de belastingdienst de gecorrigeerde facturen accepteert.

HvJ EU 15 september 2016

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=183365&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=789710