Het Hof van Justitie laat zich in een Hongaarse zaak uit over BTW-carrouselfraude. De belanghebbende – een groothandelsbemiddelaar in voedingsmiddelen – is betrokken geraakt bij een frauderende BTW-keten én is onder meer de aftrek van voorbelasting ontzegd. De vraag in de Hongaarse zaak is of belanghebbende de nodige zorgvuldigheid betracht heeft te voorkomen betrokken te raken bij fraude. De Hongaarse rechter verzoekt het Hof van Justitie aanwijzingen te geven ter beantwoording van deze vraag. In het bijzonder wenst de Hongaarse rechter te weten of de kennis van een natuurlijk persoon (over de fraude) – zijnde de wettelijk vertegenwoordiger van een vennootschap waarmee de belastingplichtige een opdrachtovereenkomst voor de uitoefening van zijn activiteit had gesloten –-  gelijkgesteld kon worden met de kennis die belanghebbende daarvan had (zonder de inhoud van de opdrachtovereenkomst te onderzoeken).

Het Hof van Justitie geeft in de uitspraak diverse handvatten om vast te stellen of een belanghebbende voldoende heeft gedaan om niet deel te nemen aan BTW-carrouselfraude. Het is aan de Belastingdienst om bewijs te leveren van de fraude; deze nauwkeurig te omschrijven en het bewijs voor de frauduleuze handelingen te leveren.  De Belastingdienst moet aantonen dat belanghebbende actief heeft deelgenomen aan de fraude. Hiervoor is overigens niet vereist dat de gehele fraude (personen en handelingen) moet worden vastgesteld.

Specifiek ten aanzien van de relatie tussen de deelnemers overweegt het Hof dat het enkele feit dat deelnemers van de keten elkaar kenden niet genoeg is om vast te stellen dat belanghebbende heeft deelgenomen aan de fraude. Het Hof van Justitie verzet zich echter niet tegen het feit belastingautoriteiten, in het kader van het ontzeggen van de aftrek van de omzetbelasting, rekening houden met de kennis van een opdrachtnemer van de belanghebbende.

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=269406&pageIndex=0&doclang=NL&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=25174

Hof van Justitie 1 december 2022,  ECLI:EU:C:2022:950