De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor fraude met biodiesel tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier voorwaardelijk alsmede een taakstraf. De verdachte werkte voor een onderneming als compliance officer. Hij zou zich jarenlang schuldig hebben gemaakt aan het samen met anderen opmaken van valse duurzaamheidsdocumenten en verkoopfacturen. Op deze manier kon reguliere diesel als biodiesel worden verkocht. Hij was weliswaar uitvoerder van een manier van werken die binnen het bedrijf gangbaar was en die van bovenaf werd geïnstrueerd, maar hij werkte zelfstandig en heeft genoemde werkzaamheden optimaal georganiseerd. Hij was volgens de rechtbank een onmisbare schakel in een crimineel samenwerkingsverband. Door het omkatten van reguliere diesel naar biodiesel heeft de onderneming ongeveer 110 miljoen verdiend. Het hof volgt het vonnis van de rechtbank,, behalve ten aanzien van de strafoplegging.

De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf op te leggen en heeft de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de rechtbank onbegrijpelijk genoemd. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte het (psychisch) zwaar heeft gehad in de afgelopen jaren en zich meermaals onder behandeling heeft dienen te stellen. Ook de behandeling in hoger beroep brengt weer een verslechtering van zijn psychische toestand met zich en dit alles duurt inmiddels al 5 jaren. Hij is daarmee – in het licht van de ernst van de beschuldiging – al genoeg gestraft. De verdachte heeft inmiddels een nieuwe, goede baan. Hij heeft zijn werkgever op de hoogte gebracht van deze strafzaak, maar hernieuwde detentie zal hetgeen hij moeizaam aan vertrouwen heeft opgebouwd geen goed doen. Voorts is de verdachte in dit strafrechtelijk onderzoek de enige geweest die een (belastende) verklaring heeft afgelegd. Zonder zijn verklaring zouden bewijsproblemen zijn ontstaan, wat in zijn voordeel moet meewegen.

In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de (vooral) zichzelf belastende verklaringen die hij vrijwel direct na zijn aanhouding heeft afgelegd. Hij heeft zodoende openheid van zaken gegeven en het strafrechtelijk onderzoek vergemakkelijkt. Hij heeft bovendien al eerder binnen het bedrijf de fraude aangekaart en zijn mededaders verzocht die praktijken te beëindigen. Voorts is van belang dat de verdachte financieel significant minder dan zijn mededaders heeft geprofiteerd van de fraude. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij berouw getoond en verklaard hoe hij op allerlei terreinen schoon schip heeft gemaakt.

Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, in beginsel passend en geboden. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn worden er 20 uren van de taakstraf afgetrokken worden.

Hof Amsterdam 11 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:909

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2024:909