Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, alsmede een verzuimboete. Hierbij bedraagt de nageheven belasting € 29 en de verzuimboete € 147.

Belanghebbende is houder van een motorrijwiel, waarover hij tijdig belasting dient te betalen. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting niet  voor de uiterste betaaldatum betaald. Aangezien dit het tweede verzuim betreft van belanghebbende binnen 12 maanden tijd, is daarbij tevens een verzuimboete van € 147 opgelegd. In geschil is of de verzuimboete van € 147 terecht aan belanghebbende is opgelegd.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat sprake is van een wanverhouding tussen de hoogte van de boete van € 147 en de verwijtbare gedraging van het niet tijdig betalen van de verschuldigde belasting van € 29. De inspecteur meent dat de verzuimboete van € 147 terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld omdat de boete is opgelegd ter zake van het betalingsverzuim en om die reden niet is gerelateerd aan het te laat betaalde bedrag aan verschuldigde belasting.

Het Hof overweegt dat de bestuursrechter in belastingzaken tot taak heeft om te onderzoeken of de boete, hoewel deze is opgelegd conform wet- en regelgeving, in het specifieke geval passend en geboden is. In het kader van zijn taak om tot een passende straftoemeting te komen – de beoordeling van de vraag of de boete in overeenstemming is met de ernst van de gedraging en het verwijt dat de overtreder kan worden gemaakt – kan de rechter verschillende, ook niet in het BBBB genoemde, omstandigheden laten meewegen.

Het Hof stelt voorop dat, anders dan bij vergrijpboeten, de wetgever bij verzuimboeten geen relatie heeft gelegd tussen de op te leggen sanctie en het bedrag van de verschuldigde belasting. Niettemin kan naar het oordeel van het Hof het bedrag van de verschuldigde belasting wel een rol spelen bij de straftoemeting.

Het Hof is van oordeel dat een verzuimboete van € 147, zijnde 500% van de nageheven belasting, niet in verhouding staat tot de ernst van de verwijtbare gedraging, zijnde een te late betaling van de verschuldigde belasting. Het Hof neemt bij zijn oordeel tevens in overweging dat indien belanghebbende – anders dan in casu het geval is – de belasting grofschuldig of opzettelijk te laat zou hebben betaald, haar ter zake van dat feit een maximale vergrijpboete van € 29 had kunnen worden opgelegd. Het Hof ziet daarom aanleiding om de boete te matigen, waarbij het Hof rekening houdt dat belanghebbende vaker de verschuldigde belasting niet tijdig heeft betaald.

Het Hof acht een verzuimboete van € 60 passend en geboden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4544

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2016:4544