Verdachte is in hoger beroep veroordeeld ter zake van het overdragen van een geldbedrag waarvan verdachte wist dat dit afkomstig was uit enig misdrijf (witwassen), te weten belastingfraude. De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat het beleid van de overheid is dat geen strafvervolging ter zake van witwassen wordt ingesteld, indien sprake is van een juiste en tijdige vrijwillige verbetering (inkeerregeling) van verzwegen legale inkomsten, ongeacht de wijze waarop het OM daarvan kennis krijgt.
Het Hof heeft het verweer verworpen op de grond dat verdachte ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen niet zelf belastingplichtige is, zodat de inkeerregeling op hem niet van toepassing is. Daarbij gaat het om geldbedragen die de verdachte samen met zijn moeder in Luxemburg contant heeft opgenomen van de rekening van een andere betrokkene en die hij vervolgens aan zijn moeder heeft overhandigd. Dit terwijl hij zou hebben geweten dat het ‘zwart’ geld betrof dat nooit in de aangiftes was opgenomen (en dus uit misdrijf afkomstig was).
De Hoge Raad is van oordeel dat de AWR onder de in die wet genoemde omstandigheden strafvervolging van de ‘schuldige’ uitsluit. Dat heeft volgens de Hoge Raad tot gevolg dat in beginsel slechts de schuldige aan die gedraging – in de regel de belastingplichtige – van de inkeerregeling kan profiteren en niet degene die kennelijk op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan de gedraging die de schuldige verweten wordt. Bijzondere omstandigheden, waarbij te denken valt aan een inkeer die is bevorderd door degene die op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan de aan de schuldige verweten gedraging, kunnen evenwel tot een ander oordeel leiden.
Voorts overweegt de Hoge Raad dat onder bijzondere omstandigheden beginselen van een behoorlijke procesorde kunnen meebrengen dat, indien vervolging van het fiscale misdrijf is uitgesloten, niet alsnog ter zake van het desbetreffende feitencomplex kan worden vervolgd ter zake van witwassen.
De Hoge Raad acht de verwerping van het aangevoerde verweer ontoereikend gemotiveerd en wijst de zaak terug naar het Hof.
Hoge Raad, 5 april 2016
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2016:555