Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd, alsmede een vergrijpboete van 100%. In geschil is onder meer of belanghebbende als inwoner van Nederland aan inkomstenbelasting is onderworpen en of de inspecteur terecht een vergrijpboete heeft opgelegd.

Belanghebbende is in 2009 veroordeeld door de strafkamer van Hof Arnhem voor onder meer valsheid in geschrifte. De inspecteur heeft vervolgens een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Dit onderzoek beperkt zich tot de fiscale gevolgen van het strafrechtelijk onderzoek door de politie.

Belanghebbende heeft zich in 2001 uitgeschreven uit Nederland en opgegeven dat hij vanaf dat moment in Spanje woont. De inspecteur stelt dat belanghebbende in Nederland is blijven wonen en niet naar Spanje is verhuisd. Hij baseert zich op de resultaten van een woonplaatsonderzoek. Uit het rapport blijkt dat belanghebbende grotendeels in Nederland verbleef en bovendien meer binding heeft in Nederland dan buiten Nederland. Belanghebbende voert aan hij onroerendgoedbelasting en motorrijtuigenbelasting heeft betaald in Spanje. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt, dat hij ingevolge de Spaanse wetgeving in de onderhavige jaren aldaar op grond van zijn Spaanse woonplaats aan inkomstenbelasting is onderworpen. Het Hof oordeelt dat belanghebbende terecht heeft aangemerkt als binnenlands belastingplichtige.

De inspecteur heeft over het jaar 2006 een vergrijpboete opgelegd van 100% omdat het aan (voorwaardelijk) opzet te wijten zou zijn dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Nu sprake is van gekunsteld handelen, listigheid (bestaande uit het verzwijgen van inkomsten uit illegale activiteiten) en recidive is een boete van 100% volgens de inspecteur gerechtvaardigd. Belanghebbende voert aan dat de onschuldpresumptie meebrengt dat de inspecteur feiten aannemelijk moet maken die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van opzet. Opzet houdt naar het oordeel van belanghebbende in dat belanghebbende zich ervan bewust is geweest dat te weinig belasting zou worden geheven. Ook wordt een beroep gedaan op een pleitbaar standpunt.

Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende wist dat zijn inkomsten aan belastingheffing zijn onderworpen en dat het niet aangeven van deze inkomsten derhalve heeft geleid tot een te lage belastingheffing. Van een pleitbaar standpunt is naar het oordeel van het Hof geen sprake. De duurzame band met Nederland alsmede het feit dat belanghebbende niet aan belastingheffing is onderworpen in het buitenland, brengt mee dat belanghebbende redelijkerwijs niet kon menen juist te handelen door zijn inkomsten niet in Nederland aan te geven. Het Hof acht de vergrijpboete – na vermindering vanwege overschrijding van de redelijke termijn – van 100% passend en geboden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 mei 2016,  ECLI:NL:GHARL:2016:4082

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2016:4082