In deze zaak oordeelt Hof Den Haag over het hoger beroep van een belanghebbende, een schoonmaakbedrijf, tegen twee naheffingsaanslagen loonheffingen over 2018 en 2019, met daarbij opgelegde vergrijpboeten. De inspecteur heeft deze opgelegd na een boekenonderzoek, waaruit blijkt dat de gefactureerde uren voor schoonmaakwerkzaamheden niet overeenkomen met de loonadministratie. Belanghebbende zou loon hebben betaald aan anonieme werknemers zonder daarover loonheffingen af te dragen. In eerste instantie bedroegen de boeten € 29.517 voor 2018 en € 30.645 voor 2019. Na bezwaar zijn deze verlaagd tot respectievelijk € 25.940 en € 28.002. Belanghebbende voert onder meer aan dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, de werkzaamheden zijn uitbesteed aan een buitenlandse vennootschap, en aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 AWR is voldaan, zodat geen plaats is voor de omkering en verzwaring van de bewijslast. Ook stelt zij dat de inspecteur haar had moeten wijzen op de inkeerregeling.
Het hof oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslagen voldoende heeft gemotiveerd en dat het onderzoek zorgvuldig is verlopen. Er is geen sprake van schending van het motiverings- of verdedigingsbeginsel. De administratie van belanghebbende vertoont ernstige gebreken: er is geen urenregistratie, geen controleerbare kasadministratie en de verklaringen over contante betalingen aan een inmiddels failliete buitenlandse vennootschap acht het hof ongeloofwaardig. De inspecteur maakt aannemelijk dat belanghebbende aanzienlijk meer uren factureert dan op basis van de arbeidscapaciteit mogelijk is, en dat zij loon heeft betaald aan anonieme werknemers zonder daarover loonheffingen af te dragen. Het hof acht de omkering en verzwaring van de bewijslast daarom gerechtvaardigd en oordeelt dat belanghebbende niets heeft aangevoerd, laat staan doen blijken dat en in hoeverre de naheffingsaanslagen onjuist zijn. Ook de vergrijpboeten acht het hof terecht opgelegd: belanghebbende aanvaardt bewust het risico dat te weinig belasting wordt betaald, wat duidt op opzet. De verklaringen van een illegale werknemer bevestigen dat er sprake was van zwart werk. De inspecteur is verder volgens het hof niet gehouden een belanghebbende te wijzen op de inkeerregeling. Belanghebbende is reeds vanaf het begin van het boekenonderzoek door een adviseur bijgestaan. Bovendien geldt dat een beroep op de inkeerregeling slechts kan worden gedaan vóórdat een belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid van de aangiften bekend is of bekend zal worden (artikel 67n AWR). Feiten dat dit het geval was zijn niet gesteld.
Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar voor zover het de boetebeschikkingen betreft. Gezien de toepassing van de omkering van de bewijslast, de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende en de overschrijding van de redelijke termijn, verlaagt het hof de boetes tot € 10.000 per jaar. De naheffingsaanslagen blijven in stand.
Hof Den Haag 30 april 2024, ECLI:NL:GHDHA:2025:839
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2025:839