Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd. Gelijktijdig is een vergrijpboete opgelegd van € 7.150. In de jaren waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, exploiteerde belanghebbende (in de vorm van een eenmanszaak) een steakhouse en afhaalgrillrestaurant.

De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek geconcludeerd dat belanghebbende lonen zwart heeft uitbetaald. Er is een vergrijpboete ter zake van (voorwaardelijk) opzet opgelegd, nu er als gevolg daarvan te weinig loonheffing is afgedragen. In geschil is (onder meer) of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Het Hof is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende is te wijten dat de verschuldigde loonheffingen gedeeltelijk niet zijn afgedragen. Bij dit oordeel neemt het Hof in aanmerking dat van (voorwaardelijk) opzet in gevallen als deze slechts sprake is indien de inhoudingsplichtige willens en wetens verschuldigde loonheffingen niet heeft afgedragen (opzet), dan wel willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij verschuldigde loonheffingen niet zou afdragen (voorwaardelijk opzet).

De omstandigheden dat de betaalde lonen buiten de loonadministratie zijn gebleven, is niet voldoende om van (voorwaardelijk) opzet te spreken. Daarvoor is vereist dat belanghebbende de buiten de loonadministratie gebleven lonen willens en wetens buiten de loonadministratie heeft gehouden en besefte dat dit ertoe zou leiden (opzet) dan wel naar alle waarschijnlijk ertoe zou leiden (voorwaardelijk opzet) dat de over die lonen verschuldigde loonheffingen niet zouden worden afgedragen. Met name ontbreekt naar het oordeel van het Hof bewijs dat belanghebbende wist wat hij deed en besefte dat hij (de aanmerkelijke kans liep dat hij) de wet ging overtreden. De inspecteur heeft naar het oordeel van het Hof niet bewezen dat belanghebbende (voorwaardelijk) opzet kan worden verweten.

Wel heeft de inspecteur naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een in laakbaar aan opzet grenzende grove nalatigheid kan worden verweten (grove schuld). Uit het controlerapport blijkt dat belanghebbende de gevolgen voor de schatkist van het niet ‘’verlonen’’ van betalingen aan werknemers voor lief heeft genomen en zodanig lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Het Hof zal om die reden de vergrijpboete matigen tot 25%. Het Hof matigt de vergrijpboete verder omdat de aanslag is vastgesteld met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast en omdat de redelijke termijn is overschreden.

Het Hof stelt de vergrijpboete vast op € 2.895.

Gerechtshof Den Haag 1 februari 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3762

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:3762