Hof Den Bosch oordeelt in twee verschillende uitspraken over opgelegde naheffingsaanslagen accijns vanwege het voorhanden hebben van onveraccijnsde tabaksproducten. In de eerste zaak vond de politie tijdens een doorzoeking van de woning van de belanghebbende zes dozen met in totaal 1.681 pakjes rooktabak zonder accijnszegels. Belanghebbende stelt dat hij niet wist dat er geen accijns was geheven over de rooktabak en dat de tabak eigendom was van zijn voormalige zakenpartner. In de tweede zaak  werd de belanghebbende aangehouden door de politie na controle van een verhuiswagen. De politieambtenaren troffen in totaal 1.512.400 sigaretten aan in dozen zonder accijnszegels. In die zaak is in geschil of de inspecteur gebruik mocht maken van de door de politie verkregen informatie.

In de eerste zaak beoordeelt het hof of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het hof oordeelt dat het enkele voorhanden hebben van onveraccijnsde goederen een zelfstandig belastbaar feit vormt, ongeacht of belanghebbende wist dat er geen accijns was geheven. Het hof benadrukt dat er geen wetenschapsvereiste geldt en dat de inspecteur niet verplicht is om de aanslag op te leggen aan degene die de rooktabak als eerste voorhanden had of heeft aangekocht. Het beroep van belanghebbende slaagt niet en de naheffingsaanslag accijns blijft staan.

In de tweede zaak beoordeelt het hof of het bewijsmateriaal dat ten grondslag ligt aan de naheffingsaanslag onrechtmatig is verkregen en zo ja, of het toch kan worden gebruikt voor de belastingheffing. De politieambtenaren in kwestie hebben bij een controle een verhuiswagen gecontroleerd. Daarbij hebben de politieambtenaren aangegeven bevoegd te zijn de in die wagen aanwezige kartonnen dozen te openen op grond van artikel 5:19 Awb. Belanghebbende heeft, onder de voorwaarde dat de politieambtenaren daadwerkelijk bevoegd waren, toestemming gegeven de kartonnen dozen te openen. De politie is daartoe overgegaan, heeft onveraccijnsde sigaretten aangetroffen en de inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag accijns opgelegd. Het hof oordeelt echter dat de politieambtenaren niet bevoegd waren om de dozen te doorzoeken op grond van art. 5:19 Awb en dat er bovendien onvoldoende redenen waren om gebruik te maken van hun strafrechtelijke bevoegdheid tot doorzoeken. Het bewijs werd dus onrechtmatig verkregen. Het hof stelt verder dat het gebruik van dit onrechtmatig verkregen bewijs door de inspecteur ontoelaatbaar is, omdat het handelen van de politieambtenaren zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 4 december 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3845 (gepubliceerd op 13 maart 2025)

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:3845

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 4 december 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3846 (gepubliceerd op 13 maart 2025)

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:3846