Naar aanleiding van boekenonderzoeken bij aan verdachte (een natuurlijke persoon) gelieerde ondernemingen is een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte gestart. De ondernemingen richten zich op autohandel en autoreparatie. Verdachte heeft via rechtspersonen (medeverdachte bedrijf 1 en 2) feitelijk zeggenschap over en het economisch eigendom in de rechtspersonen die de activiteiten verrichten. Verdachte wordt vervolgd voor het feitelijk leiding geven aan het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting van een drietal bedrijven en het niet voor raadpleging beschikbaar stellen van de volledige administratie.

Ten aanzien van het doen van onjuiste aangiften betoogt de verdediging dat verdachte niet op de hoogte was van de onjuistheid van de aangiften. Verdachte had zelf geen verstand van het bijhouden van een administratie en het doen van belastingaangiften en heeft daarom zijn vader als adviseur ingeschakeld op wie hij heeft mogen vertrouwen. Pas gedurende het boekenonderzoek is verdachte bekend geworden met de gebreken in de aangiften, aldus de verdediging.

Rechtbank Overijssel gaat hierin niet mee. De rechtbank merkt allereest op dat verdachte geen deugdelijke administratie heeft gevoerd en dit zelf ook heeft verklaard. Verdachte heeft zich verder als (indirect) bestuurder op geen enkel moment vergewist van de juistheid van de aangiften die namens de rechtspersonen zijn ingediend, terwijl hij wist dat de boekhouding ‘een puinhoop was’. Volgens de rechtbank heeft verdachte dan ook dermate lichtvaardig en nalatig gehandeld dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat het dossier  geen enkel aanknopingspunt bevat waaruit de expertise van de vader van verdachte zou blijken.

Wat betreft het niet voor raadpleging beschikbaar stellen van de volledige administratie merkt de rechtbank op dat in het boekenonderzoek gedurende enkele maanden aan verdachte (als vertegenwoordiger van de rechtspersonen) is verzocht de administratie beschikbaar te stellen. Ondanks meerdere toezeggingen heeft verdachte de administratie niet aan de Belastingdienst verstrekt. Als verklaring hiervoor gaf verdachte aan “omdat deze [de administratie] nooit op orde is geweest.” De rechtbank ontleent voorts het opzet van verdachte uit het nalaten van verdachte de administratie te verstrekken.

De rechtbank rekent beide strafbare feiten toe aan de respectievelijke rechtspersoon en acht het feitelijk leiding geven daaraan bewezen. Bij de straftoemeting houdt de rechtbank onder meer rekening met het nadeel bedrag van € 254.123. De LOVS-richtlijnen schrijven bij een dergelijk nadeelbedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden voor. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank onder andere de psychische gesteldheid van verdachte mee en het feit dat hij nu een professionele boekhouder heeft ingeschakeld voor de administratieve werkzaamheden mee. Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 240 passend.

Rechtbank Overijssel, 8 juni 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:2117

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:2117